Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen

Onder invloed van de Verlichting ontwikkelden rijke Zeeuwen in de tweede helft van de achttiende eeuw belangstelling voor de wetenschap. Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen werd in 1769 opgericht. Het is een van de oudste wetenschappelijke gezelschappen van Nederland.

Het planetarium in het voormalige woonhuis van Van de Perre, nu Zeeuws Archief (Zeeuws Archief, KZGW, foto Aart van Belzen, Gemeente Middelburg).

Het planetarium in het voormalige woonhuis van Van de Perre, nu Zeeuws Archief (Zeeuws Archief, KZGW, foto Aart van Belzen, Gemeente Middelburg).

De wereld leren kennen: dat was een belangrijk motief voor de achttiende-eeuwse elite in Europa om zich in hun vrijetijd aan de wetenschappen te wijden. Het paste helemaal binnen het Verlichtingsideaal, dat er vanuit ging dat de samenleving te verbeteren was en dat kennis van de wereld daarvoor onontbeerlijk was. Die kennis werd bij voorkeur opgedaan in een gezelschap. Dat was de manier bij uitstek om van zichzelf en anderen wijze, beschaafde en deugdzame burgers te maken. Vanuit die gedachte ontstond ook het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.

Kennis en deugd

Enkele vooraanstaande inwoners van Vlissingen richtten in 1765 in hun woonplaats een Frans leesgezelschap op. Op een van de eerste vergaderingen stelde Justus Tjeenk, predikant en lid van het leesgezelschap, voor om een genootschap op te richten naar het voorbeeld van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, die in 1752 was opgericht. In 1769 was het zover. Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen werd officieel erkend door stadhouder Willem V, het stadsbestuur van Vlissingen en de Staten van Zeeland. De oprichters zagen voor het nieuwe genootschap een belangrijke rol weggelegd. Verspreiding van kennis en maatschappelijke deugden moest een halt toeroepen aan de economische en sociale achteruitgang in de achttiende-eeuwse samenleving.

Museum Medioburgense

Het genootschap kreeg directeuren, afkomstig uit de maatschappelijke bovenlaag, en leden, wetenschappelijk geïnteresseerden uit binnen- en buitenland. In de beginperiode legde men zich vooral toe op de geneeskunde, theologie en toegepaste wetenschap. Beoefening van de natuurkunde stond centraal in twee andere Middelburgse gezelschappen: Het Natuurkundig Gezelschap (1780) en het Natuurkundig Genootschap der Dames (1785), beide opgericht op initiatief van de Middelburgse mecenas Johan Adriaan van de Perre. Deze zou ook in het Zeeuws Genootschap een belangrijke rol spelen. Na zijn dood ontving het Genootschap het planetarium dat hij had laten bouwen. In 1784 werd een Middelburgs Departement opgericht en vanaf 1801 vormde dit het hart van het Genootschap. De Vlissingse afdeling werd opgeheven en de activiteiten werden verlegd naar het Museum Medioburgense in de Latijnse Schoolstraat in Middelburg.

Prijsvragen

Lezingen en prijsvragen maakten in de beginperiode het leeuwendeel van de activiteiten uit. Veel prijsvragen waren afgeleid van maatschappelijke problemen waarmee de directeuren zich geconfronteerd zagen als bestuurders van steden, waterschappen en gewestelijke instellingen. De bekroonde antwoorden op de prijsvragen werden gepubliceerd in de door het Genootschap uitgegeven Verhandelingen.

'Draakje' op sterk water (Zeeuws Museum, KZGW).

‘Draakje’ op sterk water (Zeeuws Museum, KZGW).

De wereld in het klein

De directeuren begonnen ook met het aanleggen van een verzameling ‘zeldzaamheden’. Daaronder planten, schelpen en andere naturalia, voorwerpen van kunst en kunstnijverheid, instrumenten, boeken, munten en penningen. Het Genootschap ontving bijvoorbeeld een Egyptische mummie, Japanse tafelklok en houten kistje met bezoarstenen. Op die manier verzamelde het de ‘wereld in het klein’. Het bestuderen daarvan was een middel om wetenschappelijke kennis op te doen en om Gods schepping in al zijn facetten te bewonderen. Dit religieuze motief lag ook aan de basis van de overige wetenschapsbeoefening binnen het Genootschap.

Geschiedenis

Begin negentiende eeuw kreeg het Genootschap een meer historische oriëntatie. In het bijzonder de geschiedenis van Zeeland kwam centraal te staan. Dat was in lijn met andere provinciale genootschappen die in deze tijd het levenslicht zagen. De verzamelingen werden voornamelijk uitgebreid met historische voorwerpen, zoals munten, penningen, handschriften en objecten die werden toegeschreven aan historische figuren. Zoals het touwslagerswiel van Michiel de Ruyter en een tafelklokje dat volgens overlevering door Piet Hein was buitgemaakt op de Spaanse zilvervloot.

Het touwslagerswiel uit de lijnbaan waar Michiel de Ruyter als jongen werkte (Zeeuws Maritiem MuZEEum, KZGW).

Het touwslagerswiel uit de lijnbaan waar Michiel de Ruyter als jongen werkte (Zeeuws Maritiem MuZEEum, KZGW).

Het Genootschap breidde zijn verzameling in 1863 belangrijk uit met de aankoop van een grote collectie prenten en tekeningen uit de nalatenschap van Jacob Verheye van Citters.

Verheye van Citters tekende ook zelf topografische kaartjes. Deze bevindt zich in een handschrift uit 1801 (ZB, handschriftencollectie KZGW).

Verheye van Citters tekende ook zelf topografische kaartjes. Deze bevindt zich in een handschrift uit 1801 (ZB, handschriftencollectie KZGW).

Aan het eind van de negentiende eeuw kregen de verzamelingen een onderkomen in een nieuw museum in de Wagenaarstraat in Middelburg.

Museum en bibliotheek van het Zeeuws Genootschap in de Wagenaarstraat in Middelburg, circa 1930 (Zeeuws Archief, foto Dignus Pieter Cornelisse).

Museum en bibliotheek van het Zeeuws Genootschap in de Wagenaarstraat in Middelburg, circa 1930 (Zeeuws Archief, foto Dignus Pieter Cornelisse).

Speciale aandacht ontstond nu voor de volkscultuur in Zeeland. Er kwam een ‘ouderwetse Walcherse kamer’, ingericht met poppen in streekdracht en objecten uit het dagelijks leven van de plattelandsbevolking.

De 'Walchersche Kamer' in het museum in de Wagenaarstraat (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

De ‘Walchersche Kamer’ in het museum in de Wagenaarstraat (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Koninklijk

Begin twintigste eeuw gaf het Genootschap delen van zijn verzamelingen in bruikleen aan andere instellingen, waaronder de Provinciale Bibliotheek en het Rijksarchief. Toen de Provinciale Bibliotheek bij beschietingen in mei 1940 werd verwoest, gingen ook waardevolle Genootschapsbezittingen verloren. Ondanks deze verliezen, staat de huidige verzameling van het Zeeuws Genootschap landelijk en internationaal hoog aangeschreven. Bij het tweehonderdjarig bestaan in 1969 mocht het Genootschap het predikaat ‘Koninklijk’ aan zijn naam toevoegen. Het Genootschap werd in de twintigste eeuw enkele malen gereorganiseerd. Het legt zich nog altijd toe op het verspreiden van wetenschappelijke kennis, in het bijzonder met betrekking tot Zeeland, en het beheren van zijn collecties.

Literatuur

Jeanine Dekker, Over heren van stand en culturele erfgenamen; wetenschapsbeoefening in het Zeeuws Genootschap, bezien in het licht van de tijd, in: Zeeland 10 (2001) 0, 2-9.
Katie Heyning, C.E. Heyning, Kunst of konst, de verzamelingen van het Zeeuws Genootschap, in: Zeeland 10 (2001) 0, 10-17.
W.W. Mijnhardt, Tot heil van ’t menschdom; culturele genootschappen in Nederland, 1750-1850, Amsterdam 1988.
Website Zeeuws Genootschap.

Meer informatie over het Zeeuws Genootschap.

De verzamelingen van het Zeeuws Genootschap zijn in bruikleen gegeven aan: Zeeuws Museum, Zeeuws Maritiem MuZEEum, ZB| Bibliotheek van Zeeland en Zeeuws Archief.