‘De zwarte panter’

Van de in totaal negen Zeeuwse voetballers die ooit voor het Nederlands elftal uitkwamen, is keeper Frans de Munck ongetwijfeld de kleurrijkste. Al bij leven was hij een legende. Zijn bijnaam was De Zwarte Panter, dit vanwege zijn zwarte haren, keepersoutfit en reflexen als een kat. Hij speelde in totaal 31 interlands en werd in 1958 kampioen met het Utrechtse DOS.

Frans de Munck (Nationaal Archief).

Frans de Munck (Nationaal Archief).

Jeugd

Frans de Munck was de zoon van Frans de Munck senior, een zoon van een Belgische binnenvaartschipper. Frans de Munck senior werkte als stoker bij het gasbedrijf in Goes, waar hij Johanna Maria Labeur leerde kennen, een weduwe uit Kattendijke. De vrouw nam uit haar eerste huwelijk twee kinderen mee. Het paar vestigde zich aan de Westerstraat in Goes. Frans de Munck junior kreeg later uit het huwelijk van zijn vader ook nog een halfbroertje, Pieter, die zeven jaar jonger was. Zijn (biologische) moeder is onbekend.

Als jongere deed De Munck veel aan sport. Behalve voetbal ook aan wielrennen, atletiek, korfbal en handbal. Met name in atletiek – onder andere Zeeuws kampioen speerwerpen – en handbal blonk hij uit. Ook had hij van zijn vader – zelf een verdienstelijk wielrenner – een wielrenfiets cadeau gekregen, waarop hij wat plaatselijke wedstrijdjes won.

Zijn grote liefde was echter het voetbal. Als jongen van acht jaar ging hij vaak kijken naar de trainingen van v.v. Goes en voor de trainingen ging hij op het doel staan, zodat de spelers op hem konden schieten. Vanwege een knieblessure kon hij zijn grote droom, midvoor worden, niet verwezenlijken. Het bleek een gouden keuze om als doelman verder te gaan. Hij ontwikkelde zich tot een geweldige keeper. Zijn debuut in het eerste elftal was in 1937, uit tegen het Oosterhoutse TSC.

Sittardse Boys

In de oorlogsjaren kreeg Frans de Munck via een Duitse officier de mogelijkheid bij Turu Düsseldorf te gaan spelen. Omdat hij weigerde, moest hij in een Duitse wapenfabriek gaan werken. Het geïnteresseerde Sittardse Boys bood hem, na een promotiewedstrijd tegen Goes, een ontsnappingsmogelijkheid. Als keeper van Goes blonk hij namelijk dusdanig uit dat hij in 1944 bij Sittardse Boys een contract kon krijgen. Een sponsor van Sittardse boys voorkwam dat hij in Duitsland als dwangarbeider te werk zou worden gesteld. In Sittard werd een Ausweiss voor hem geregeld en kreeg hij na de oorlog een baan bij de politie. Hij speelde vervolgens ook voor het Nederlands politie-elftal.

Nederlands elftal

Aanvankelijk kwam Frans de Munck uit voor het zogenaamde bondselftal (Nederland B). Op 23 april 1949 debuteerde hij in de Kuip voor Oranje, thuis tegen Frankrijk (uitslag 4-1). Na een volgende interland, uit tegen Denemarken, werd hij lange tijd niet opgeroepen, omdat hij (samen met Georg Kessler) bij Sittardse Boys geld zou hebben aangenomen. Pas vanaf 1954 zou hij weer worden opgeroepen voor Oranje. Zijn laatste, 31ste, interland was op 24 april 1960 in de wedstrijd België-Nederland (uitslag 2-1).

Alkmaar tegen Fortuna '54 om de Prins Bernhardbeker. Sportveld Paleis Soestdijk. Prins Bernhard met Frans de Munck. (Nationaal Archief, foto Harry Pot/Anefo, 1956)

Alkmaar tegen Fortuna ’54 om de Prins Bernhardbeker. Sportveld Paleis Soestdijk. Prins Bernhard met Frans de Munck. (Nationaal Archief, foto Harry Pot/Anefo, 1956)

FC Köln

Na een toernooi met Sittardse Boys in Barcelona (1947) kreeg De Munck een aanbieding van deze club. Omdat hij in beeld wilde blijven voor Oranje ging deze transfer niet door. Ook een overgang naar Ajax mislukte, omdat de KNVB vanwege zijn aangenomen betalingen niet meewerkte. Hij moest tot het seizoen 1950/1951 bij Sittardse Boys blijven. Nog voordat dat seizoen startte, stapte hij over naar het geïnteresseerde FC Köln, waar hij vanaf mei 1950 ging spelen.

Bij de Duitse profclub, getraind door Hennes Weisweiler, verdient hij 1.500 Mark per maand. Ook kreeg hij 30.000 Mark aan tekengeld. In die tijd een fortuin.

De charismatische en goed uitziende Frans de Munck werd erg populair in Duitsland. Vanwege zijn volledig zwarte outfit werd hij door de Keulse supporters ook wel ‘Der schwarze Panther’ genoemd. Mede door zijn populariteit speelde Frans de Munck ook nog mee in de Duitse speelfilm ‘Das ideale Brautpaar’. Hij speelde daarin de rol van Jurgen Busse, een keeper van een profclub.

Watersnoodwedstrijd

Door de zogenaamde Watersnoodwedstrijd in 1953, een wedstrijd tussen Nederlanders die bij een buitenlandse profclub speelden en Frankrijk, kreeg De Munck weer bekendheid in Nederland. Hij behoorde in de in Parijs gespeelde wedstrijd tot de uitblinkers. Overigens speelde ook de bij Bordeaux spelende provinciegenoot Joop de Kubber mee in deze Watersnoodwedstrijd.

Fortuna ’54

In 1954 startte de zogenaamde wilde profcompetitie, een betaalde competitie georganiseerd buiten de KNVB om. Frans de Munck tekende hierop een contract bij een van de deelnemers van deze competitie, Fortuna ’54 uit Geleen. Ook andere bekende Nederlandse voetballers als Cor van der Hart en Bram Carlier tekenden voor de ambitieuze Limburgse club.

Een eersteklasse coupé
De Goesenaar was geen getapte jongen, vooral niet bij zijn ploeggenoten. Legendarisch zijn de verhalen dat De Munck, voor verre uitwedstrijden ijskoud in een eersteklasse coupé plaats nam, terwijl de rest van de ploeg op sjofele bankjes in de derde klasse de lange reis volbracht. Al kaartend en kletsend. De bezeten De Munck wenste zich echter te concentreren op de topper die komen ging.

(Uit: Negen Zeeuwen van Oranje, Goes 1992)

DOS

In 1957 stapte Frans de Munck over naar het Utrechtse DOS. Met deze club werd hij in 1958 meteen kampioen van Nederland. Hij bleef tot 1961 bij de club, waarna hij – inmiddels 39 jaar oud – ging spelen voor eerstedivisieclub Veendam. Na zijn periode in Veendam, tot 1963, speelde De Munck nog voor Cambuur uit Leeuwarden en Vitesse uit Arnhem. Hij nam pas op 44-jarige leeftijd afscheid als speler tijdens een vriendschappelijk duel tussen Vitesse en FC Köln (28 mei 1967).

Trainerscarrière

De trainerscarrière van Frans de Munck kwam moeizaam op gang. Dat had te maken met de KNVB, die van mening was dat De Munck niet over de juiste papieren beschikte. De Goesenaar had een opleiding aan de Sporthochschule in Keulen gevolgd. De KNVB wilde dit diploma aanvankelijk niet erkennen, maar was na tussenkomst van Prins Bernhard toch bereid hem als trainer toe te laten.

Frans de Munck als trainer op de bank (Nationaal Archief, foto P. Jongerhuis/Anefo, 1957).

Frans de Munck als trainer op de bank (Nationaal Archief, foto P. Jongerhuis/Anefo, 1957).

Frans de Munck begon zijn trainerscarrière in 1966 bij Vitesse op het moment dat hij zelf nog actief was als speler. Hij volgde tussentijds Joseph Gruber op, die was ontslagen. Feitelijk speelde De Munck zijn laatste officiële wedstrijd daarom al in augustus 1966.

Na zijn trainerschap in Arnhem werd De Munck trainer in België. Eerst bij Club Brugge, waarmee hij in 1970 de beker won, daarna bij Lierse SK. In 1972 keerde hij als trainer terug naar Vitesse. Daar bleef hij tot 1974. Na zijn tweede periode bij Vitesse trainde Frans de Munck ook nog de amateurclubs Minerva (Utrecht) en Arnhemse Boys. Hij sloot zijn trainerscarrière af als jeugdtrainer bij FC Dordrecht.

Frans de Munck overleed 24 november 2010 op 88-jarige leeftijd in Arnhem.

Johan Derksen over Frans de Munck
‘Nadat hij met pensioen was gegaan, praatten we nog regelmatig wat bij in de coffeeshop van Hotel Haarhuis in Arnhem. Daar zat hij graag met koffieleutende huisvrouwen van middelbare leeftijd te flirten. Hij hield altijd die unieke uitstraling van een overjarige playboy. Frans de Munck reed dan voor in een stokoude Ford Mustang, maar die auto paste wel perfect bij hem. Hij was verbitterd over het feit dat hij slechts 31 interlands speelde, omdat de KNVB-officials hem niet pruimden.
Het zat hem niet lekker dat hij van een minimumloon moest leven in een sobere Arnhemse volkswijk, omdat hij nooit het grote geld verdiende. En hij was van mening dat de media hem exploiteerden en aan hem verdienden, terwijl hij pro deo moest meewerken.
Frans de Munck was op zijn oude dag geen gelukkig en zeker geen vrolijk mens. Hij mopperde er lustig op los, maar zodra hij over zijn verleden mocht vertellen, fleurde hij weer wat op. Voor zo’n grote voetballer won hij teleurstellend weinig prijzen.’
(Uit: vi.nl, 3 januari 2011)

Tekst: Wim van Gorsel (2019)

Dit verhaal is ook te vinden op www.encyclopedievanzeeland.nl. Tevens is het opgenomen in: Peter de Jonge en Wim van Gorsel, Van Raas tot Rico; onbekende verhalen over bekende Zeeuwse topsporters, Middelburg 2018.