De wandelingen van Jacobus Craandijk over negentiende-eeuws Walcheren

Hoe was het om ruim honderd jaar geleden over Walcheren te wandelen? Hoe zag het landschap eruit en wat kwam je onderweg allemaal tegen? Dominee en ‘wandelpionier’ Jacobus Craandijk (1834-1912) beschreef het uitvoerig in zijn wandelverslag Op Walcheren, opgenomen in deel 5 van zijn boekenreeks Wandelingen door Nederland met pen en potlood. Aan de hand van een aantal korte fragmenten uit zijn wandelverslag nemen we je mee naar het Walcheren van eind negentiende eeuw.

Jacobus Craandijk; de ‘wandelende dominee’

Jacobus Craandijk was een dominee, leraar en historicus, die zich ervan bewust was dat het Nederlandse landschap in rap tempo aan het veranderen was. Zijn wandelverslagen hadden dan ook als doel om het landschapsbeeld van voor de industrialisatie vast te leggen: “Dit werk zal er toe moeten medewerken, dat het niet verdwijne, zonder sporen nagelaten.” Tegelijkertijd waren Craandijks wandelverslagen bedoeld als aansporing aan de lezer om zelf de wandelschoenen aan te trekken en op ontdekkingstocht te gaan in eigen land, wat in zijn tijd nog niet erg gebruikelijk was.

Jacobus Craandijk (bron: www.wandel.nl/blog/de-eerste...wandelaar.htm).

Jacobus Craandijk (bron: www.wandel.nl/blog/de-eerste…wandelaar.htm).

De treinreis naar Middelburg

Wanneer Craandijk zijn wandelingen over Walcheren precies maakt, vermeldt hij niet, maar het moet in het jaar 1879 of 1880 zijn geweest. Walcheren is dan al geen echt eiland meer. Zeven jaar eerder is de treinverbinding tussen Rotterdam en Vlissingen voltooid. Craandijk maakt daar dankbaar gebruik van en mijmert onderweg over het gemak dat de treinverbinding heeft gebracht:

“Wat zouden die oude Zeeuwen wel gezegd hebben, als hun verhaald was geworden, dat men in twee en een half uur van Rotterdam naar Middelburg zou reizen! Zooveel dagen konden er vroeger meê gemoeid zijn, bij windstilte of nevel, of als wind en tij tegen waren. ’t Werd haast als een wonder beschouwd, toen de stoomboot in acht uur tijds dien afstand aflegde.”

Middelburg – Souburg

Na de rest van de ochtend te hebben besteed aan het verkennen van de hoofdstad begint Craandijk aan zijn eerste wandeling, richting Souburg. Hij staat daarbij even stil bij de in 1867 afgebroken Vlissingse Poort:

“Wij gaan den weg naar Vlissingen op. Eenige jaren geleden zouden wij door de Vlissingsche poort op den Vlissingschen weg zijn gekomen. Dat wij de poort thans niet meer vinden, verwondert ons niet. Haar tijd is voorbij en wij betreuren het geenszins, dat de steden zijn opengesteld voor onbelemmerd verkeer, al zagen wij niet zonder leedwezen menig fraai gebouwd en rijk versierd poorthuis verdwijnen.”

Foto van de voormalige Vlissingsche Poort in Middelburg (Beeldbank RCE, foto A. Mulder).

Foto van de voormalige Vlissingsche Poort in Middelburg (Beeldbank RCE, foto A. Mulder).

Na niet al te lange tijd bereikt Craandijk Oost-Souburg, dat hij een ‘Drentsch voorkomen’ vindt hebben:

“Oost-Souburg heeft een min of meer Drenthsch voorkomen. Wel zijn de huizen met hun steenen puntgevels in anderen stijl gebouwd, wel vinden wij hier de zorgvuldig geboende voetpaadjes van klinkers langs de woningen, die aan Noord-Holland herinneren. Maar de breede grasranden aan weerszijde van den weg, de hoogstammige iepen, die zich daaruit verheffen, het overvloedig geboomte, waarin vele huizen half zijn verscholen, dat alles doet ons aan de Drenthsche brinken denken.”

Over de weg langs het destijds nog gloednieuwe Kanaal door Walcheren (voltooid in 1873) loopt Craandijk vervolgens weer terug naar Middelburg:

“Het uitzigt aan de eene zijde er van is onherstelbaar bedorven door den spoorwegdijk, die ’t kanaal en wat daar achter ligt ten eenemale verbergt. Aan den anderen kant is het beter. Daar vormen weiden, door hoog en digt geboomte begrensd en van helder water doorsneden, een reeks van vrolijke en vriendelijke landschappen, terwijl de Vlissingsche watergang zich hier en daar als een niet onaardig stroompje vertoont. Niet altijd zal intusschen de wandelaar zich aan die landgezigten kunnen vergasten. Langs den weg is welig groeijend hakhout geplant, dat om de twee jaar wordt geveld.”

Tekeningen door P.A. Schippers (uit het wandelverslag).

Tekeningen door P.A. Schippers (uit het wandelverslag).

Middelburg – Domburg

De volgende ochtend besluit Craandijk naar Domburg te wandelen. Hij gaat in alle vroegte op pad. In geuren en kleuren beschrijft hij het landschap waar hij die morgen doorheen wandelt:

“Een vriendelijk pad leidt ons van den buitensingel tusschen frissche weiden, nog vochtig van den dauw, waar roodbonte runderen grazen (…) Langs hooge iepen en grijze wilgen, langs uitgestrekte weilanden, van boschjes omringd en goudgeel gekleurd door de bloemen, in schaduwrijke laantjes, waar het invallend licht geestig door het loover speelt en de vogels fluiten en zingen en tjilpen, voorbij kloeke hofsteden met hun tuinen en boomgaarden, loopt het slingerend voetpad lustig voort.”

Zo loopt hij na een korte stop in Sint Laurens door richting Serooskerke, waarbij de vergezichten soms worden beperkt door dichte begroeiing langs de weg:

“Niet altijd kunnen wij van den straatweg een ruim uitzigt genieten. Ook hier vinden wij het dikwijls eng beperkt door het hoog en digt gewas van wilgen of elzen, aan beide zijden welig opgeschoten. (…) Maar waar het zich opent, daar vinden wij overal vruchtbare akkers of met geele bloemen begroeide weiden en overal meidorens, die wel onder de Zeeuwsche eigenaardigheden mogen worden geteld en vooral in hun’ bloeitijd ruimschoots tot de schoonheid en liefelijkheid van het landschap bijdragen.”

Via Serooskerke, waar hij even uitrust bij de dorpsherberg met een “een niet onaardig ouderwetsch voorkomen”, wandelt Craandijk verder richting Domburg:

“Als wij op de hoogte van Rijnsburg zijn, dan hebben wij het hakhout ook meestal achter ons. Dan overzien wij weêr de vette akkers, waar de boer zijn krachtig driespan drijft en waarachter van verre de boschpartijen van Overduin en de blinkende duinen zich vertoonen.”

Eenmaal in Domburg aangekomen, bestelt hij een maaltijd bij Het Schuttershof en filosofeert hij over de toekomst van de badplaats:

“Een stoomtram zou welligt niet weinig bijdragen tot de krachtige ontwikkeling van het in meer dan één opzigt zoo gunstig gelegen oord. Een goede leeszaal, nu en dan een muziekuitvoering en wat dies meer zij, zou menschen trekken, en waar menschen zijn, komen menschen bij.”

Na het eten loopt Craandijk via Aagtekerke weer terug naar Middelburg. Wanneer hij na zijn lange wandeltocht Middelburg weer inloopt, voelen de grote, scherpe kleistenen als folterwerktuigen. Maar al met al kijkt hij met een voldaan gevoel terug op zijn Walcherse avontuur:

“(…) en als wij morgen heengaan, dan roepen wij der goede stad en het schoone eiland gaarne een welgemeend ‘tot weerzien’ toe.”

Tekeningen door P.A. Schippers (uit het wandelverslag).

Tekeningen door P.A. Schippers (uit het wandelverslag).

Tot slot

Het hele wandelverslag van Jacobus Craandijk is gratis te lezen op de website van de digitale bibliotheek voor Nederlandse letteren (dbnl). Ook is het gratis te beluisteren als Luisterboek via Librivox. Met behulp van de wandelgids Een kloeken Dagmarsch van reisjournalist Flip van Doorn kun je zelf de wandeling van Craandijk van Middelburg naar Domburg lopen.

Door: Niek Smits, Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ)