Wat is kaapvaart?
De oorlog ter zee werd enkele eeuwen geleden niet alleen door de marine uitgevochten. Vanaf de middeleeuwen tot het midden van de negentiende eeuw droegen particuliere kaperschepen een steentje bij. Alleen kapers met een kaper- of commissiebrief van de Staten-Generaal mochten schepen op de vijand buitmaken. Ook schepen op weg naar de vijand met verboden waar, werden slachtoffer van de kapers.
Piraten en kapers
Piraten en kapers zijn niet hetzelfde. Daar zit veel verschil tussen. Het is wel zo dat veel kapers later piraat werden. Ook werden een heleboel piraten kaper. Maar veel kapers dienden ook bij de marine of de handelsvloot.
Een kaper kreeg zijn feitelijke aanstelling van de overheid. Hij opereerde alleen in oorlogstijd tegen de vijanden van zijn land. Een kaper erkende dus het gezag en diende dit zelfs. Zijn acties waren duidelijk gericht tegen de schepen van de vijand. Dat was bij een piraat wel anders… Een piraat erkende helemaal geen gezag, werkte voor zichzelf en viel elk willekeurig schip aan. Piraten zeiden meestal ook dat ze geen koning of vorst kenden. Daarom hadden ze ook eigen vlaggen. Vanaf begin achttiende eeuw waren dat veelal zwarte vlaggen met symbolische tekens van doodshoofden en zandlopers erop.
Kaperschepen hadden vaak de zogenaamde bloedvlag en een stadsvlag aan de mast hangen. De Vlissingse bloedvlag was rood met daarop afgebeeld een kruik of fles.
Loondienst en discipline
Een ander verschil tussen kapers en piraten was bijvoorbeeld dat kapers in loondienst waren. Piraten leefden alleen van buit. Aan boord van een kaperschip had de bemanning zich aan dezelfde discipline (en rangen) te onderwerpen als bij de marine. Piraten maakten zelf de dienst uit; de kapitein was niet eens zeker van de kooi in zijn kajuit. Die was voor iedereen! Een kaperschip was altijd van een reder, de piraten bezaten met zijn allen het schip.
Kaperbrief
Commissiebrief, kaperbrief, Lettre de Marque of Letter of Marque. Dit zijn woorden met een bijna identieke betekenis. De kaperbrief is een lastgeving die de overheid tijdens een oorlog aan een kaper verstrekte. Het werd de kaper daarin toegestaan om vaartuigen die onder de vlag van de vijand voeren of vaartuigen die met de vijand collaboreerden (samenwerkten), op te brengen. Een kaper had wel de verplichting deze vaartuigen aan de eigen justitie over te dragen.
Uitreiking
In de Republiek werd de commissiebrief aangevraagd bij de Staten-Generaal of de stadhouder (als die in functie was). Willem van Oranje gaf in 1569 (bij gebrek aan eigen oorlogsschepen) de eerste commissiebrieven uit. De commissiebrief werd persoonlijk uitgereikt door het admiraliteitscollege waarvoor de kaper voer. Daar werd het document (aan de achterzijde) voorzien van ‘letteren van attache’.
Borg
Voor de commissiebrief diende iemand borg te staan, normaal gesproken de reder. Tijdens de Tweede en Derde Engelse Oorlog was die borg nog 20.000 gulden. In 1705 was dat bedrag echter verhoogd naar 30.000 gulden. Van de commissiebrief bestonden naast een origineel in perkament een twintigtal kopieën. Deze laatste kon de kaper als bewijs of bij controle afgeven. Er zijn maar enkele Nederlandse commissiebrieven bewaard gebleven. Vandaag de dag is het ondenkbaar dat de overheid een vrijbrief geeft aan particulieren om oorlog te voeren. Drie eeuwen terug was het een overal geaccepteerd systeem. Staatsvorming stond in de kinderschoenen. De nationale marine was doorgaans niet sterk genoeg om de zee in tijd van oorlog te beveiligen.
Ligging
Voor Zeeland speelde in deze tijd de geografische ligging een voorname rol. Zeestroming, afstand en windrichting bezorgden de bevolking veel eerder last van Engelse, Franse en Vlaamse vijanden dan Holland. Bovendien was de Zeeuwse admiraliteit veel zwakker dan de Hollandse. De mondingen van de vaarwegen liepen in oorlogstijd altijd gevaar. Niet vreemd dus dat juist in Zeeland veel kaperschepen werden uitgerust. De vijand was altijd dichtbij.
Bronnen over de Zeeuwse kaapvaart
Literatuur
Roberto Barazzutti, Pour une histoire économique et sociale de la course zélandaise de 1672 au début de la décennie 1720; for a economic and a social history of Zealand privateering from 1672 to the beginning of the decade in 1720, in: Revue d’histoire Maritime 17 (2013), 55-77.
Roberto Barazzutti, La guerre de course hollandaise sous Louis XIV: essai de quantification; the Dutch privateering under Louis XIV: a try to quantification, in: Revue Historique de Dunkerque et du Littoral 37 (2004), 269-280.
Roberto Barazzutti, La guerre de course en Zélande lors du règne de Louis XIV; Zeeland privateering in the eve of king Louis XIV, in: Revue Chronique d’histoire maritime 45 (2001), 16-30.
Roberto Barazzutti, De Ruyter and the Campaign of 1657 against the French privateers. Ongepubliceerd paper.
J.S. Bromley, Some Zeeland privateering instructions. Jacob Sautyn to captain Salomon Reynders, 1707, in: M.A. Thomson (e.a.), William III and Louis XIV: essays 1680-1720 by and for M.A. Thomson, Liverpool 1968, 163-189.
J.S. Bromley,The North Sea in wartime (1688-1713), in: Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 92 (1977) 270-299.
J.S. Bromley, Corsairs and navies, 1660-1760, London 1987.
J.R. Bruijn, Kaapvaart in de Tweede en Derde Engelse Oorlog, in: Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 90 (1975) 408-429.
G.N. Clark, The Dutch Alliance and the war against French trade, 1688-1697, New York 1971.
Johan Francke, ‘Een sware equipage’; de bemanningen van de admiraliteit Zeeland en de commissievaart tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697), in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 19 (2000) 2, 119-140.
Johan Francke, ‘Utiliteyt voor de gemeene saake’; de Zeeuwse commissievaart en haar achterban tijdens de Negenjarige Oorlog, 1688-1697, Middelburg 2001.
Johan Francke, Illicit sales: the fraud of the Zeeland Admiralty auctioneers Den Heldt and Hurgronje during the Nine Years War, Zoutelande 2001.
Johan Francke, Ni patriotes, ni pirates; les corsaires de Zélande à la fin du 17ème siècle, in: Colloque Jean Bart et Son Temps; revue historique de Dunkerque et du littoral 37 (2004) 281-318.
J.H. Kluiver, De souvereine en independente staat Zeeland; de politiek van de provincie Zeeland inzake de vredesonderhandelingen met Spanje tijdens de Tachtigjarige Oorlog tegen de achtergrond van de positie van Zeeland in de Republiek, Middelburg 1998.
I.J. van Loo, ‘Profijt voor Daniël?’; de Zeeuwse kaapvaart en het Spaans-Engelse vredesverdrag van 1630, in: Archief, mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1999, 33-63.
I.J. van Loo, ‘Als mieren op de Spaensche cust’; de Zeeuwse kaapvaart tijdens de Tachtigjarige Oorlog, 1572-1648, Leiden 1995.
I.J. van Loo, For freedom and fortune; the rise of Dutch privateering in the first half of the Dutch Revolt, 1568-1609. Overdruk uit: Marco van der Hoeven (ed.), Exercise of Arms; warfare in the Netherlands, 1568-1648, Leiden 1997, 173-195.
I.J. van Loo, ‘Tot uyterste ruïne ende verderf van Coninck van Hispanien’; een ambitieus aanvalsplan tot aantasting van de Spaanse hegemonie in West-Indië van Jan de Moor (circa 1577-1644), burgemeester van Vlissingen en …’, in: Archief, mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 2004, 61-118.
Virginia West Lunsford, Piracy and privateering in the Golden Age Netherlands, New York 2005.
Ruud Paesie, Voor zilver en Zeeuws belang, de rampzalige Zuidzee-expeditie van de Middelburgsche Commercie Compagnie 1724-1727, Zutphen 2012.
R.W. Prud’homme van Reine en E.W. van der Oest, Kapers op de kust; Nederlandse kaapvaart en piraterij, 1500-1800, Vlissingen 1991.
David J. Starkey, E.S. van Eyck van Heslinga en J.A. de Moor, Pirates and privateers; new perspectives on the war on trade in the eighteenth and nineteenth centuries, Exeter 1997.
J.Th.H. Verhees-van Meer, De Zeeuwse kaapvaart tijdens de Spaanse Successieoorlog, 1702-1713, Middelburg 1986.
L.C. Vrijman, Kaapvaart en zeeroverij; uit de geschiedenis der vrije nering in de Lage Landen, Amsterdam 1938.
Alain Wijffels en Ivo van Loo, Zeeland privateering and the Anglo-Spanish peace treaty of 1630; the admiralty proceedings in the case Le Clercq c. Lopez Fernandez. Overdruk uit: Een rijk gerecht; opstellen aangeboden aan prof. mr. P.L. Nève, Nijmegen 1998, 635-673.
Websites over kaapvaart
Er zijn heel veel sites waar de kaapvaart op wordt besproken of zijdelings ter sprake komt. Vaak is de geboden informatie echter onjuist, onvolledig en soms zelfs in het geheel onwaar. Het is daarom zaak zeer kritisch te zijn op de webpagina’s over zeeroverij, piraterij en kaapvaart. Zelfs de Wiki pagina over kapers bevat nog diverse onjuistheden. Zo staan in de paragrafen ‘kaper of piraat’ en ‘oorsprong’ domweg verzinsels en bevat ook de wiki over zeerovers nogal wat onwaarheden (paragraaf over soorten piraten).
Een nuttige site is:
corsaires.ca: website van het scheepvaartmuseum in Quebec, Canada (Engelstalig)