Het kaapvaartbedrijf: reders en schepen

Veel investeerders in de kaapvaart waren reder. Daarnaast bezaten zij vaak aandelen in de VOC en WIC of bekleedden ze politieke functies. Bovendien waren de meesten koopman. Omdat een kaperschip een winstgevende, maar ook een risicovolle onderneming was, spreidden veel beleggers hun investering.

Cornelis Lampsins (1610-1664), bewindhebber WIC, telg uit de vooraanstaande redersfamilie Lampsins uit Vlissingen (Zeeuws maritiem muZEEum).

Cornelis Lampsins (1610-1664), bewindhebber WIC, telg uit de vooraanstaande redersfamilie Lampsins uit Vlissingen (Zeeuws maritiem muZEEum).

Aandelen

De investeerders in een kaperschip bezaten elk een bepaald aandeel. Dat kon variëren van 1/128ste part tot de helft of zelfs het gehele schip. Meestal waren er ongeveer vijftien investeerders. De belangrijkste aandeelhouder werd aangesteld als boekhouder van de onderneming. Hij kreeg hiervoor een deel van de winst voordat de aandeelhouders werden uitbetaald.

Voormalig woonhuis van kaapvaartreder en koopman Johan Walrand Sandra, aan de Balans in Middelburg (foto J. Francke, 2008).

Voormalig woonhuis van kaapvaartreder en koopman Johan Walrand Sandra, aan de Balans in Middelburg (foto J. Francke, 2008).

Winst en verlies

Enkele reders speculeerden op grote winst. De gebroeders Jean en Jacob Sautijn bijvoorbeeld financierden voor eigen rekening complete kaperschepen. Als een van dergelijke schepen verloren ging, kon dat het bankroet van de reder betekenen. Tijdens de Spaanse Successieoorlog verloren de Sautijns kort achter elkaar zeven schepen. Deze buitengewoon rijke Zeeuwen raakten daardoor vrijwel hun hele vermogen kwijt.

De Griffioen, voormalig woonhuis van de kaapvaart- en smokkelreder Hermanus van de Putte, aan de Seissingel in Middelburg (foto J. Francke, 2008).

De Griffioen, voormalig woonhuis van de kaapvaart- en smokkelreder Hermanus van de Putte, aan de Seissingel in Middelburg (foto J. Francke, 2008).

Kaperschepen

De kapers maakten gedurende de zeventiende en achttiende eeuw veelal gebruik van het fregat en het snauwschip. Het fregat was een snel en vierkant getuigd driemastschip, dat wil zeggen dat de zeilen dwars op de richting van de kiel en de mast staan. Het fregat was geschikt voor de grote vaart. Indien nodig kon het met wel 64 stuks geschut worden bewapend. In verband met de snelheid werd het schip echter doorgaans veel lichter bewapend.

Kaperfregat, vermoedelijk de Profeet Elias, voor de uitgang van de Welsinge, op de achtergrond ligt Middelburg. Schilderij van omstreeks 1708 (Zeeuws maritiem muZEEeum, collectie Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen).

Kaperfregat, vermoedelijk de Profeet Elias, voor de uitgang van de Welsinge, op de achtergrond ligt Middelburg. Schilderij van omstreeks 1708 (Zeeuws maritiem muZEEeum, collectie Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen).

Het snauwschip had twee vierkant getuigde masten en kon ook worden geroeid. Vooral in ondiepe kustwateren gaf dit het schip een grote wendbaarheid. Andere scheepstypen die kapers ook wel gebruikten, waren de hoeker en de pinas.

Buitschepen

Afhankelijk van de vijand maakten de kapers schepen van allerlei typen buit. Het kon gaan om een bark, barkentijn, boeier, bootschip, buis, damschuit, dogger, fluit, fregat, galjoot, hekboot, heude, hoeker, jacht, kaag, karveel, kat, kits, kraaijer, pinas, pink, schuit, smak, tartane tot vlieboot. Het verschil tussen het ene en het andere scheepstype is soms moeilijk te zien. Meestal wordt het bepaald door de tuigage.

Literatuur

Voor de samenstelling van bovenstaand verhaal is gebruik gemaakt van de volgende publicaties:
Johan Francke, ‘Een sware equipage’; de bemanningen van de admiraliteit Zeeland en de commissievaart tijdens de Negenjarige Oorlog (-1697), in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 19 (2000) 2, 119-140.
Johan Francke, ‘Utiliteyt voor de gemeene saake’; de Zeeuwse commissievaart en haar achterban tijdens de Negenjarige Oorlog, 1688-1697, Middelburg 2001.
Johan Francke, Ni patriotes, ni pirates; les corsaires de Zélande à la fin du 17ème siècle, in: Colloque Jean Bart et Son Temps; revue historique de Dunkerque et du littoral 37 (2004) 281-318.

Zie voor een uitvoerige literatuuropgave over de Zeeuwse kaapvaart het verhaal Wat is kaapvaart?