Organisatie van de kaapvaart

De kaapvaart was belangrijk voor Zeeland. Vooral van de zestiende tot en met de achttiende eeuw profiteerden de Zeeuwen van deze oorlogsvaart. Buitgemaakte schepen moesten de Zeeuwse kapers overdragen aan de Zeeuwse admiraliteit. In de jaren buiten de oorlogen werden de kaperschepen massaal ingezet voor smokkelhandel in het octrooigebied van de West-Indische Compagnie.

Admiraliteitscolleges

De Republiek kende vanaf 1597 vijf zogenaamde admiraliteitscolleges. Elk gewest had dus zijn eigen marine. Die colleges hadden taken die van belang waren voor alle Zeven Verenigde Provinciën. Zeeland had een van de admiraliteitscolleges. Het gewest was belast met het uitrusten en onderhouden van schepen voor de oorlogsvloot. Andere taken waren: konvooiering (= met gewapende schepen begeleiden) van koopvaarders, rechtspraak, zeeroofbestrijding, misdrijven aan boord, in- en uitvoerheffingen en rechtspraak over buit. Dit laatste betrof zowel buit van marine als van kapers die voor het gewest Zeeland uitzeilden.

Zeeuwse admiraliteit

De Zeeuwse admiraliteit zetelde oorspronkelijk in Veere. Later werd dat de Abdij in Middelburg. In Zeeland bezetten de Gecommitteerde Raden van de Staten van Zeeland (= provinciebestuur) zes zetels in het admiraliteitscollege. Het betrof afgevaardigden van de steden Middelburg, Vlissingen, Veere, Zierikzee, Goes en Tholen. Drie zetels werden bezet door niet-Zeeuwse leden. De tiende zetel was voor de stadhouder, of diens vertegenwoordiger, de eerste edele. Deze opzet maakte het voor de Zeeuwse afgevaardigden (die ook lid van de Staten waren) gemakkelijk om aan achterkamertjespolitiek te doen.

Het Abdijcomplex in Middelburg, gezien vanaf de Groenmarkt (foto J. Francke, 2008). De admiraliteitsraad vergaderde op de eerste verdieping.  

Het Abdijcomplex in Middelburg, gezien vanaf de Groenmarkt (foto J. Francke, 2008). De admiraliteitsraad vergaderde op de eerste verdieping.

Verantwoording

De financiële verantwoording van de provincie, de admiraliteit en haar functionarissen werd gecontroleerd door de Rekenkamer. De controle bestond uit het afhoren van ingediende rekeningen. Afhoren wil zeggen dat de rekeningen in zijn geheel werden voorgelezen met de bedoeling ze te onderzoeken en daarna te sluiten. Het afhoren van de rekeningen bleef ondanks aandringen van de Staten-Generaal een gewestelijke aangelegenheid. De rekeningen werden na 1620 weliswaar naar de Staten-Generaal gestuurd, maar die had slechts passief controlerecht.

De Rekenkamer Zeeland zetelde in de vertrekken linksboven de poort van Balans naar Abdijplein in Middelburg. Deze foto is uit 1880. Het gebouw was toen in gebruik als archief. (Zeeuws Archief)

De Rekenkamer Zeeland zetelde in de vertrekken linksboven de poort van Balans naar Abdijplein in Middelburg. Deze foto is uit 1880. Het gebouw was toen in gebruik als archief. (Zeeuws Archief)

Zeeuwse Rekenkamer

De Zeeuwse Rekenkamer opereerde autonoom. De rekenmeesters van de Rekenkamer kwamen dagelijks bijeen. ’s Morgens drie uur lang en ’s middags drie uur lang, behalve op zaterdagmiddag en op zondag. Een belangrijke taak van de Rekenkamer was het controleren van de veilingrekeningen van de vendumeesters (veilingmeesters). Ook de daarbij behorende bijlagen (acquitten genoemd) werden gecontroleerd. Hierin stonden de opbrengsten uit de prijsverkoop van de kaapvaart vermeld.

Regenten

Veel Zeeuwse regenten hadden aandelen in de West-Indische Compagnie (WIC), de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) of de latere Middelburgse Commercie Compagnie (MCC). Ze investeerden echter ook in de kaapvaart en de smokkelhandel. Door hun invloed in de vroedschap (het stadsbestuur), de Staten van Zeeland of de Admiraliteit werden voor de kaapvaart gunstige beslissingen genomen.

Jacob Verheye (1640-1718), gecommitteerde van de Staten van Zeeland, de Admiraliteit en raadpensionaris van Zeeland. Tekening door A. Schouman (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Jacob Verheye (1640-1718), gecommitteerde van de Staten van Zeeland, de Admiraliteit en raadpensionaris van Zeeland. Tekening door A. Schouman (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Dubbel besmeerde boterham

Personen die politieke functies vervulden die met de kaapvaart te maken hadden, mochten daar geen misbruik van maken. Dat gold natuurlijk ook voor gecommitteerden van de admiraliteit of vendumeesters. Toch kwam het vaak voor dat zulke mensen aandelen in een kaperschip in bezit hadden. Zo was hun boterham dubbel besmeerd. Admiraliteitsfunctionarissen ontvingen namelijk reeds een percentage van de opbrengst van verkochte buitgoederen. Dit waren bijvoorbeeld de advocaat-fiscaal, de vendumeester, de contrerolleur (boekhoudkundige assistent van de vendumeester die ook diens boekhouding moest controleren), de deurwaarder en de secretaris.

Bloei

Kaapvaart was in Zeeland een belangrijke bron van inkomsten. Zo belangrijk zelfs dat Zeeland vanwege haar standpunt over kaapvaart Holland dreigde uit de Republiek te stappen… Amsterdam en Rotterdam bleven daarentegen in deze tijd op hun handelsvloot vertrouwen.

In de periode 1688-1720 bloeiden de Zeeuwse kaapvaart en smokkelhandel. Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog waren de Zeeuwse kapers al gevreesde tegenstanders op de oceanen. De Franse wijn-, zout-, suiker- en tabakshandel leverde eind zeventiende eeuw fortuinen op.

Verovering van de Bourbon

Symbool voor de glorietijd van de Zeeuwse kaapvaart was het opbrengen van het nieuwe, grote Franse oorlogsschip de Bourbon. De Vlissingse kaperkapiteins Pieter Hamers en Cornelis Gerrits hadden het schip op 16 maart 1707 op de Fransen veroverd. Het moet een van de meest glorieuze dagen voor Vlissingen zijn geweest toen het veroverde schip op de rede verscheen.

Smokkel

In de jaren dat er geen oorlog werd gevoerd, floreerde de illegale smokkelvaart op Afrika met wapens, buskruit en textiel.

Nadeel

Nadeel van de kaapvaart ondervonden de Zeeuwse zeelieden ook. Velen werden door Algerijnse kapers tot slavernij gedwongen of door Duinkerker kapers gevangen gezet. Tegen losgeld konden zij worden vrijgekocht.

Literatuur

Voor de samenstelling van bovenstaand verhaal is gebruik gemaakt van de volgende publicaties:
Johan Francke, ‘Een sware equipage’; de bemanningen van de admiraliteit Zeeland en de commissievaart tijdens de Negenjarige Oorlog (-1697), in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 19 (2000) 2, 119-140.
Johan Francke, ‘Utiliteyt voor de gemeene saake’; de Zeeuwse commissievaart en haar achterban tijdens de Negenjarige Oorlog, 1688-1697, Middelburg 2001.
Johan Francke, Ni patriotes, ni pirates; les corsaires de Zélande à la fin du 17ème siècle, in: Colloque Jean Bart et Son Temps; revue historique de Dunkerque et du littoral 37 (2004) 281-318.

Zie voor een uitvoerige literatuuropgave over de Zeeuwse kaapvaart het verhaal Wat is kaapvaart?