Snoeibeitels

Gereedschap uit het verleden

Snoeien is een noodzakelijke, maar tevens een arbeidsintensieve bezigheid in de (commerciële) fruitteelt. Noodzakelijk omdat daardoor de bomen vitaal en voldoende open blijven, zodat ook binnenin voldoende bloemen en vruchten kunnen worden gevormd. Arbeidsintensief omdat het toch nog hoofdzakelijk handwerk is. Vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw is de commerciële fruitteelt overgestapt op de veel kleinere laagstambomen waardoor snoeibeitels die men bij de hoogstamfruitbomen gebruikte overbodig werden.

Arbeider gebruikt snoeibeitel met korte sleg.

Arbeider gebruikt snoeibeitel met korte sleg.

Vormsnoei

Vroeger was de vormsnoei heel belangrijk. Bij de grote boomvormen als hoogstam en struik moest in de eerste jaren veel aandacht aan de boomvorm worden besteed, om daardoor de toegemeten ruimte later zo goed mogelijk te benutten. De vruchtbaarheid werd daarmee bewust uitgesteld. Voor de kweek en het vormen van hoogstammen en grote struiken was veel vakkennis nodig. Hij moest vooral de groeireacties van de bomen kennen. Sommige snoeiers waren daarin echte kunstenaars. De “echte” snoeier hanteerde daarbij alleen het snoeimes, want met een snoeischaar maakte je te ruwe wonden. Bij de snoeilessen werd zeer veel aandacht aan de snoei besteed. De leerling moest precies aan de leraar kunnen uitleggen waarom een tak werd weggesnoeid of ingekort. En pas na vele lessen mocht hij, onder toezicht van de leraar, zelf een boom snoeien. De leerlingen van een groep kwamen een voor een aan de beurt en de rest keek toe.

Lange snoeibeitel.

Lange snoeibeitel.

Onderhoudssnoei

Als de boom ongeveer volgroeid was volgde de periode van onderhoudssnoei. Deze moest zorgen dat de boom niet te dicht werd, zodat ook binnen in de boom voldoende licht kwam en ook daar vruchten konden groeien.

Volwassen hoogstammen snoeien was een vak apart. Als je er met een ladder inklom om te snoeien had je geen goed overzicht over het geheel van de boom. Daarom werkte men wel met twee snoeiers in een boom, één onderin en één boven in de boom. De eerste kon dan aanwijzingen geven aan de bovenste snoeier.

Scharen en beitels

In andere delen van ons land werd wel met stokscharen gewerkt, een snoeischaar op een lange stok. De snoeier kon dan vanaf de grond takken wegsnoeien. Maar in Zeeland werd veel met een snoeibeitel gewerkt. Vanaf de grond kon, zonder te klimmen, de gehele boom worden gesnoeid en had je een goed overzicht. De snoeibeitel was op een lange stok bevestigd. Vaak werkte men met twee beitels, een korte met een stok van ca. 2 meter, voor het onderste deel en een lange voor het bovenste deel. Volgens de Zeeuwse fruittelers was de snoeibeitel veel beter dan een zaag, want je maakte er gladde wonden mee.

Op tuinbouwcursussen en snoeicursussen was het leren beitelen een vast onderdeel van de snoeilessen. Dat heeft heel wat pijnlijke polsen opgeleverd. Want als je met de korte slegge missloeg, kwam deze niet tegen de stok maar tegen je pols terecht.

Korte snoeibeitel.

Korte snoeibeitel.

In de commerciële fruitteelt zijn de bomen nu aanmerkelijk kleiner dan vroeger en ze kunnen, ook zonder beitel, vanaf de grond worden gesnoeid, met schaar en zaag. De beitels en houten hamers zijn daardoor museumstukken geworden. De scharen worden bovendien pneumatisch aangedreven. Nu hoor je tijdens het snoeien niet meer het geklop van de hamer op de beitelstok, maar het gepuf van de pneumatiek.

Snoeibeitel in museum.

Snoeibeitel in museum.

Geschreven door Jan Ruissen, vrijwilliger van het Fruitteeltmuseum te Kapelle, in samenwerking met Stichting Landschapsbeheer Zeeland.