Meekrap en meestoven

Je ziet het nu haast nergens meer op de akkers staan, maar ooit was meekrap een van de belangrijkste (en winstgevendste) gewassen van Zeeland. Veel dorpen hadden hun eigen meestoof voor de verwerking van het product. Meekrap werd verwerkt tot rode kleurstof en de beste meekrap… die kwam uit Zeeland! Met Zeeuwse meekrap werd textiel (en dus kleding) in heel Noordwest-Europa van een mooie rode kleur voorzien.

Opkomst van de meekrapteelt

Meekrap bracht veel op, maar daar stond tegenover dat de teelt en verwerking ervan geen eenvoudig proces was. In de middeleeuwen werd het al verbouwd, maar pas in de zeventiende eeuw, toen de graanprijzen kelderden, werd er massaal overgeschakeld op de meekrapteelt. Vooral boeren op Schouwen-Duiveland en Tholen legden zich op de meekrapteelt toe, maar ook op de Bevelanden en in het Land van Hulst werd het gewas geteeld.

Tekening van de meekrapplant met wortels.

Tekening van de meekrapplant met wortels.

Uitdagingen

Wat de meekrapteelt zo uitdagend maakte, was dat het veel arbeid, kapitaal en tijd kostte. De planten moesten handmatig, stuk voor stuk geplant worden – daar kwam veel mankracht aan te pas. Ze moesten bovendien twee tot drie jaar groeien voor ze geoogst konden worden en gedurende die tijd moesten ze goed en intensief verzorgd worden. Het oogsten was zwaar werk en ook daar waren veel mensen voor nodig. De wortels bevatten de basis voor de rode kleurstof en die zitten soms wel 70 centimeter diep. Dat maakte het delven (oogsten) er niet makkelijker op. Boeren die zich op de meekrapteelt wilden storten, moesten een flinke kapitaalinvestering doen en lang wachten tot het gewas geld opleverde. En hoeveel geld dat ging zijn, wisten ze tijdens het planten nog lang niet. Het prijspeil kon in een paar jaar tijd tenslotte behoorlijk veranderen.

Specialistische verwerking

De teelt van meekrap was al een intensief proces, maar hetzelfde gold voor de verwerking van de meekrapwortels. Er kwamen ook gespecialiseerde arbeiders voor langs. Tholenaars, en dan vooral uit Sint-Annaland, stonden bekend om hun deskundigheid.

Meestoof Willem III in Noordgouwe werd gebouwd in 1863 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto W. Helm, 1998).

Meestoof Willem III in Noordgouwe werd gebouwd in 1863 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto W. Helm, 1998).

Drogen en verwerken in meestoven

De wortels moesten eerst even drogen in de zon en de wind. Daarna gingen ze naar de meestoof. Op Tholen had elk dorp een eigen meestoof. Op Schouwen-Duiveland stonden er in 1870 meer dan dertig. In de meestoof werden ze als eerste opgeslagen in de ‘koude stoof’. Hier lag de meekrap tot deze verwerkt kon worden. Het verwerkingsproces begon echt wanneer de meekrap naar de ‘warme stoof’ ging, een soort droogtoren met vier zolders. Onderin werd vuur gestookt. Nieuwe meekrap werd in manden naar de bovenste zolder gebracht. Een dag later verhuisde de meekrap weer in een mand naar een lagere verdieping, net zo lang tot het beneden op de dorsvloer kwam. Daar werd de meekrap gedorst door arbeiders met dorsvlegels. De wortels werden vervolgens gezeefd. De korte stukjes werden in vaten gedaan. De rest werd op een kleed bovenop de eest of ast (een smalle, meterslange horizontale oven) gespreid en verder gedroogd. Daarna werd de meekrap in het stamphuis tot poeder gestampt of gemalen en nog een keer gezeefd. Die poeder werd in grote vaten opgeslagen en dan was de grondstof klaar voor vervoer.

Meer informatie over de meekrapteelt en – verwerking vind je in dit filmpje van de Canon van Zeeland.

Het keuren van de meekrap, schilderij door anonieme kunstenaar, 1764 (Zeeuws Museum, KZGW).

Het keuren van de meekrap, schilderij door anonieme kunstenaar, 1764 (Zeeuws Museum, KZGW).

Kwaliteitsbeoordeling

Niet alle verwerkte meekrap was van dezelfde kwaliteit. Het fijnste, lichtgele poeder was het best en het duurst. Het donkerrode poeder was van mindere kwaliteit. Er was een uitgebreid taxatieproces. In Zierikzee werd de meekrap bijvoorbeeld in de waag van het stadhuis gekeurd. In Stadhuismuseum Zierikzee kun je nog exact zien hoe dat in zijn werk ging.

Einde van de meekrapteelt

Vroeg in de negentiende eeuw kwam de meekrapteelt onder druk te staan toen garancine werd uitgevonden, een verbeterd meekrappreparaat. Er verschenen toen ook meekrap- en garancinefabrieken in Zeeland. Die zorgden voor veel overlast door de geur van rotte eieren die ze verspreidden en al het afval dat ze loosden. Lang heeft die overlast niet geduurd, want nog in dezelfde eeuw werd een goedkope synthetische kleurstof uitgevonden die meekrap verving. Meekrap wint tegenwoordig overigens weer aan populariteit. Kledingontwerpers die graag met natuurlijke verfstoffen werken, geven de teelt een nieuwe impuls en er worden weer pogingen ondernomen om de plant te kweken.

Achterzijde van de meestoof in Kapelle tijdens de laatste restauratie en verbouwing (foto www.meestoof.com).

Achterzijde van de meestoof in Kapelle tijdens de laatste restauratie en verbouwing (foto www.meestoof.com).

Meestoof De Nijverheid

Er zijn niet veel meestoven bewaard gebleven, maar in Kapelle vind je aan de Ooststraat nog Meestoof De Nijverheid. Toen deze meestoof werd gebouwd, waren de hoogtijdagen van de meekrapnijverheid eigenlijk al ten einde. De meestoof is dan ook niet lang gebruikt voor de verwerking van meekrap. Het gebouw heeft meerdere functies gehad. Er is steenkool opgeslagen en er zat een mandenmakerij. Het werd in 1966 rijksmonument en is nu in gebruik als woonhuis en kantoor.

Meestoof De Kapel

Net buiten Zierikzee staat ook nog een meestoof. Het dorp Capelle dat hier ooit stond, verdween in de golven tijdens de Watersnoodramp van 1953, maar de fabriek bleef gespaard. Meestoof De Kapel werd door een aantal kapitaalkrachtige heren vroeg in de negentiende eeuw opgericht en na een brand in diezelfde eeuw weer herbouwd. Toen de markt voor meekrap instortte, werd het gebouw nog gebruikt voor de verwerking van cichorei. Vooral in de Tweede Wereldoorlog was deze vervanger voor koffie behoorlijk populair.