Kerncentrale Borssele
De kerncentrale Borssele kan symbool staan voor de industriële ontwikkeling van Zeeland vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw. Toen werd met overheidssteun het Sloegebied ontwikkeld tot een groot haven- en industriegebied. Er vestigden zich internationale ondernemingen en er kwam een kerncentrale om de bedrijven van voldoende goedkope elektriciteit te voorzien.
De kerncentrale was een belangrijke voorwaarde voor de vestiging van industrie in Zeeland. Dat werd gestimuleerd vanuit Den Haag, waar men de economische ontwikkeling in gebieden buiten de Randstad wilde stimuleren. Er kwam extra geld naar de provincie, onder meer om industrie aan te trekken.
Goedkope stroom
Tot de bouw van de kerncentrale werd besloten toen het Franse aluminiumbedrijf Pechiney belangstelling toonde voor een vestiging in het Sloegebied. Het Franse bedrijf werd gelokt met een vestigingspremie van 55 miljoen gulden en een voordelig contract met elektriciteitsmaatschappij PZEM. De aluminiumfabriek en andere nieuwe fabrieken in het Sloegebied hadden veel elektriciteit nodig en konden dankzij de kerncentrale worden voorzien van voldoende stroom tegen een lage prijs. In 1969 begon Siemens KWU met de bouw van de centrale. Deze werd in 1973 opgeleverd. In 1990 werd de kerncentrale eigendom van de EPZ (Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland).
Omstreden
Opwekking van kernenergie was omstreden, vooral omdat er geen goede oplossing was voor de verwerking van de afvalstoffen. Ook werd de vraag gesteld of het koelwater dat de Westerschelde in stroomde wel vrij was van radioactiviteit. Door de ongelukken met kerncentrales in Harrisburg in 1979 en Tsjernobyl in 1986 werden opnieuw vraagtekens geplaatst. Activisten van de milieubeweging protesteerden in Borssele. De Mobiele Eenheid greep regelmatig in. Toen in de jaren tachtig een plan werd ontwikkeld voor de bouw van een tweede centrale werd opnieuw hevig geprotesteerd. Actievoerders lieten zich vastketenen aan de hekken.
In 1997 werd nog besloten dat de kerncentrale eind 2003 gesloten zou worden, maar dit werd later teruggedraaid. Plannen voor een tweede kerncentrale werden in 2012 in de ijskast gezet. In het coalitieakkoord van het kabinet Rutte IV (2021) werd dit plan echter weer nieuw leven ingeblazen. Borssele werd aangeduid als voorkeurslocatie voor twee nieuwe kerncentrales en de huidige centrale, die eigenlijk in 2033 ontmanteld zou worden, moet langer open blijven.
Zeehavens
In de jaren zestig kwamen grote internationale ondernemingen naar Zeeland. Naast Pechiney vestigden onder meer Atofina, Hoechst en Total zich in Vlissingen-Oost.
Een tweede zeehavengebied in Zeeland werd bij Terneuzen ontwikkeld. In 1963 vestigde het Amerikaanse bedrijf Dow Chemical een chemische fabriek aan de Westerschelde, in de Nieuw-Neuzenpolder. Voor de uitbreiding van het bedrijf werden nieuwe gronden ingepolderd. Ook werd een nieuwe insteekhaven aangelegd en werd het Kanaal van Gent naar Terneuzen verdiept. De verruiming van kanaal en haven bracht ook voor de aldaar gevestigde andere fabrieken nieuwe mogelijkheden.
Arbeidsplaatsen
De industriële ontwikkeling in Zeeland leverde duizenden arbeidsplaatsen op. Na het midden van de jaren zestig kwamen er meer mensen in Zeeland wonen dan dat er vertrokken. Dat was sinds lang niet gebeurd. In de jaren zeventig vestigden zich zelfs bijna 25.000 mensen meer in Zeeland dan dat er weggingen.
Toerisme en de chemische industrie zijn heden ten dage de pijlers van de Zeeuwse economie. Zeeland heeft nog steeds een relatief laag werkloosheidscijfer. Maar juist de afgelopen jaren zijn hier klappen gevallen. Twee grote ondernemingen in het Sloegebied, te weten Zalco (het voormalige Pechiney) en Thermphos (het voormalige Hoechst) zijn failliet gegaan. Met veel werkloosheid tot gevolg.
Literatuur
Paul Brusse en Willem van den Broeke, Provincie in de periferie; de economische geschiedenis van Zeeland 1800-2000, Utrecht 2005.