Het maken van een Zeeuws boerenzakmes

door Frans Dingemanse

De meest gebruikte naam voor het Zeeuwse boerenzakmes is paeremes, dat is Zeeuws dialect voor ‘paardenmes’. Het wordt zo genoemd omdat aan de bovenkant van het heft twee paarden zijn uitgesneden. Het is een algemeen gebruikte verzamelnaam voor een Zeeuws mes geworden, ook wanneer de bekroning van het heft een leeuw of soms wat anders voorstelt.

Functie

Het boerenzakmes was een vast onderdeel van de traditionele Zeeuwse mannendracht in de tijd dat streekdracht algemeen was. Het heft is versierd met houtsnijwerk met een specifiek karakter.  Vanwege dat mooi versierde heft had men zo’n mes een beetje voor de show, maar het was er ook om te gebruiken voor van alles en nog wat.

Onderdelen

Een mes is samengesteld uit een lemmet, een manchet en een heft. Het lemmet is te koop, de manchet maakt de edelsmid op maat en het heft maak je zelf. Een leren schede, die ook te koop is, maakt het tot een compleet geheel.

De lemmeten die nu verkocht worden, zijn een stuk zwaarder uitgevoerd dan de vroegere. Het lemmet heeft aan de bovenzijde een pen die in het heft wordt gestoken (angel). Tussen de angel en het snijdend gedeelte bevindt zich een ronde of ovale verdikking (krop), die de manchet afsluit. Bij de oude messen is de krop een rondje van 15 mm of minder en aan de kant van de angel plat. Tegenwoordig is de krop een ovaal van 15 bij 21 mm en aan de kant van de angel bol. Om een mooie overgang te krijgen naar de manchet moet een gedeelte van de krop worden afgeslepen.

De manchet is de metalen ring aan de onderkant van het heft. Deze vormt de overgang naar het lemmet. Tegenwoordig wordt er nogal eens voor gekozen om de bij het lemmet geleverde manchet te  gebruiken. Dat is een goedkope maar lelijke oplossing. Deze manchetten zijn groot en van ijzer. Dat is niet het juiste metaal. Ze horen van zilver of alpaca te zijn. Die van zilver kun je laten maken met getorste randjes of parelrandjes.

De rundleren schedes zijn in de handel in naturelkleur, lichtbruin dus. Je kunt de schede behandelen met leerverf, bijvoorbeeld zwart. Dat geeft een goed contrast met het palmhout.

Heft van Johannes Walhout.

Heft van Johannes Walhout.

Houtsoort

Het hout voor het heft is palmhout, dat is het hout van de buxus sempervirens of buksboom. Het komt nu vooral uit de Pyreneeën. Het is hard en slijtvast. De fijne nerf en homogene structuur  maken het geschikt voor gedetailleerd snijwerk. De kleur is bleekgeel en verandert in de loop van de tijd in tinten die variëren van een oranjeachtig tot donkerder bruin. Die verandering komt door de invloed van licht en het aanpakken met de handen. Palmhout wordt per gewicht verkocht in stukken stam die al of niet in de lengte gehalveerd zijn.

Werkwijze en gereedschap

We weten niet hoe iemand in de negentiende eeuw een heft maakte. Door oude heften te bestuderen en je eigen logica te volgen kun je zien wat je moet doen en met welk gereedschap om tot het gewenste resultaat te komen. Een deel van het gehanteerde gereedschap maakte men vroeger zelf. De latere generaties heftensnijders doen dat ook. Kleine gereedschappen, eigenlijk voor een ander doel gemaakt, kun je zo slijpen dat ze voor het speciale werk geschikt zijn. De praktijk leert dat ieder zijn eigen werkwijze en voorkeur voor bepaalde gereedschappen ontwikkelt. In de tekst die nu volgt beschrijf ik mijn eigen werkwijze.

Model van het heft

Je zaagt een deel van de stam af op de lengte van het heft. Model, lengte en doorsnede van het heft zijn een kwestie van smaak. Smaak kan worden ontwikkeld door goede, authentieke voorbeelden te nemen en daar je eigen ontwerp op te baseren. Het heft heeft een ovale doorsnede en loopt taps toe naar de manchet, die ovaal of rond kan zijn. Bij een ronde manchet is het heft daar ook wat meer rond.

Een fors heft kan van boven een doorsnede hebben van 45 bij 30 mm en van onder net boven de manchet ongeveer 20 mm. De lengte is dan 13 à 13,5 cm. De maten bij een wat kleiner exemplaar zijn dan 35 bij 25 mm bovenkant, ongeveer 18 mm onder, met een lengte van 12 cm. Lengtematen zijn gemeten inclusief manchet. Verreweg de meeste negentiende-eeuwse heften hebben een formaat tussen bovengenoemde uitersten in.

Heeft het heft een leeuw als bekroning in plaats van paarden, dan kan de doorsnede ronder zijn en soms helemaal rond. De ovale doorsnede benadert vaak de geometrisch zuivere ellips. Met andere woorden, een vloeiende vorm en niet een rechthoek waarvan de hoeken wat afgerond zijn.

Je kunt het stuk hout voor de basisvorm uit het afgezaagde stuk stam klieven of zagen. Ik geef de voorkeur aan klieven, het geeft snel zicht op eventuele kwastjes en een kromming in de draad. Je tekent nu de ovale vorm op de bovenkant. Dan neem je steeds van boven naar beneden met een beitel hout af naar de smalle onderkant toe. Je boort een gat van bijvoorbeeld 8 mm voor de angel van het lemmet, tot net onder de hoogte waar het kooitje komt. Je steekt het heft verder af tot de maten boven en onder goed zijn. Je kunt nu het lemmet even in het heft zetten om te zien of vorm en symmetrie goed zijn en wat voor- en rugzijde van het heft wordt.

De volgende stap is te zorgen dat de manchet op het heft past. Je tekent een lijn rondom aan de onderkant van het heft, ter hoogte van de lengte van de manchet minus een paar millimeter. Je zaagt die lijn rondom een eindje in. Ik gebruik een klein kapzaagje dat maar ongeveer 0,2 mm dik is. Je snijdt hout weg tot de manchet precies past. De bovenrand van de manchet mag niet buiten het hout van het heft steken. Als je nu de angel in het heft steekt kun je zien of de aansluiting van lemmet en heft goed is.

Indeling van het heft

Horizontale lijnen geven de indeling van het heft aan. Onbewerkte bandjes van 1 à 2 mm scheiden doorgaans de diverse versieringen. De hoogte van de paarden met het plateautje waarop ze staan en de versiering daaronder bepalen de plaats van het kooitje. De hoogte van het kooitje, de sierrandjes eronder en het sierrandje boven de manchet zorgen voor de hoogte die overblijft voor de voorstelling die op het heft komt. Deze voorstelling bevindt zich alleen onder het kooitje of loopt ook aan de voorkant door en soms verder op de bovenste helft van het front.

Als vorm, maat en plaats van de versiering bepaald zijn, kun je beginnen met zagen of snijden.

Het maakt in principe niet zo veel uit waarmee je begint. Je kunt je eigen logica en voorkeur volgen, een onderdeel helemaal voltooien of laten rusten tot verdere detaillering. Het kooitje is een goed begin.

Kooitje met balletje

Je tekent het kooitje op het heft. Veel kooitjes hebben vijf gleufjes en zes zuiltjes waarvan er twee niet los staan, omdat ze onderdeel zijn van het massieve gedeelte van het heft. Het aantal zuiltjes kan ook oneven zijn, dan zit er eentje middenachter. Al met al is het soms millimeterwerk om met de breedte van zuiltjes, gleufjes en front goed uit te komen. De hoogte van de gleufjes is bijvoorbeeld 15 mm en de breedte 1,5 mm. De praktijk leert dat ze, tijdens het werken eraan, gauw een fractie breder worden.

Met de scherpe punt van een mesje snijd je de omtrek van de gleufjes in. Met een plat beiteltje neem je hout weg, tegen de ingesneden lijn aan. Je verdiept met de punt van het mesje de snede. Met een beiteltje smaller dan het gleufje, bijvoorbeeld 1 mm breed, diep je in de lengterichting de gleufjes uit. Een paar millimeter is genoeg.

Het is handig in de nu ontstane gleufjes gaatjes te boren, dat vergemakkelijkt het verder uitdiepen. Ik doe dat handmatig met een klein boortje. De afstand tussen de gaatjes is zo klein mogelijk, de diepte zodanig dat hout voor het balletje niet wordt beschadigd. Bij de twee gleufjes links en rechts (tegen de voorkant van het heft) boor je helemaal door. Met het smalle beiteltje diep je deze gleufjes uit, zodat er een spleet ontstaat dwars door het heft heen. De andere gleufjes moeten zo diep worden dat er genoeg hout overblijft om een balletje te vormen. Met een zeer plat beiteltje, bijvoorbeeld 1 cm breed en maar 1 mm dik, steek je de wanden van de gleufjes weg, zodanig dat de zuiltjes naar binnen toe taps toelopen. Zo ontstaat er achter de zuiltjes een holle ruimte om een stokje heen. Dat stokje blijft vanboven en vanonder vast zitten. Door alle gleufjes heen neem je aan de onder- en bovenkant van het stokje met het smalle beiteltje hout weg tot er een balletje overblijft.

Met hetzelfde beiteltje maak je ’de vloer en het plafond’ van het kooitje zo vlak mogelijk. Hoe gladder de binnenwanden van het kooitje zijn hoe beter het balletje kan rammelen.

De afwerking van de zuiltjes kan op diverse manieren, onder meer met motiefjes uit de kerfsnedetechniek, driehoekjes, ruitjes en rondjes.

Het uithollen van het kooitje tussen de zuiltjes, op de top is het span paarden al afgetekend (Erfgoed Zeeland).

Het uithollen van het kooitje tussen de zuiltjes, op de top is het span paarden al afgetekend (Erfgoed Zeeland).

Randjes

Voor de zuiltjes van het kooitje en ook voor de sierrandjes geldt dat het beschouwen van een aantal goede voorbeelden helpt om te zien wat je moet doen om een bepaald effect te krijgen. Vaak bestaan de versieringen uit een combinatie van insnijdingen, guts- en burijnsteekjes. Je gebruikt gutsen met een U-vormig profiel, die variëren in breedte van ruim 1 tot 6 mm. De burijn levert steekjes op met een V-vormig profiel. Met dat laatste stuk gereedschap werk je in langshout met de draad van het hout mee.

Voorstelling in reliëf

Tot het standaardrepertoire op een heft behoren landbouwgereedschappen, een ploegende boer of een boer in een tweewielig wagentje, een op een boom lijkende plant met bladeren en bloemen of een plant in een klassiek aandoende vaas, een vogel en de zogenoemde kromstaven.

Dit alles voer je in reliëf uit. Dat wil zeggen dat je de achtergrond uitdiept om de voorgrond, die de voorstelling vormt, heen. Je tekent de voorstelling en snijdt de omtrekslijnen in. Tegen die insnijding aan neem je hout weg met een beiteltje of mesje. Met beiteltjes maak je de achtergrond ongeveer 2 mm diep en zo glad mogelijk. Nu is het tafereel als plat silhouet te zien. Je werkt de voorstellingen verder af met tekenen, snijden en steken. Binnen een diepte van 2 mm is er de illusie van plasticiteit.

De achtergrond voorzie je van ingedrukte puntjes met een priem waarvan het puntige uiteinde een ronde of driehoekige doorsnede heeft. De voorgrond onderscheidt zich daardoor goed van de achtergrond.

Vlakverdeling

Onderdeel van het hele proces is het vullen van de beschikbare ruimtes. Op veel heften is te zien hoe ‘alles precies past’. Formaat en plaats van de diverse onderdelen van de versiering zijn zodanig aangepast dat er niet te veel ruimte leeg blijft. Soms kan een vorm wat veranderd worden, zoals bij florale motieven. Bloemen, bladeren en ook vogels worden toegevoegd om het geheel te verlevendigen en op te vullen. Deze neiging tot opvullen wordt horror vacui genoemd (vrees voor de lege ruimte), een begrip dat onder meer bekend is in de beeldende kunst.

Ebbenhouten stipjes

De zwarte stippen zijn een kenmerkend detail op een Zeeuws heft. Ze komen voor in bloemen, diverse andere versieringen en als de ogen van de paarden. Op de plaats waar een stip komt boor je een gaatje van een paar millimeter diep. Je maakt een klein ebbenhouten stokje rond, zodanig dat het klem in het gaatje past, en je tikt het er met een hamertje in. Je snijdt het stokje bij het  oppervlak af. Er is nu een klein zwart rondje zichtbaar. Het is goed om het stipje aan te brengen nadat de tekening is gemaakt. Er is kans op breuk, als er vlak omheen al reliëf aangebracht is.

Topbekroning

Voor de plastische vorm van de topbekroning, bijvoorbeeld paarden, zijn andere bewerkingen nodig dan voor het reliëf. Je tekent op het bovenvlak van voor naar achter de middellijn. Links en rechts daarvan teken je een lijn die de breedte van elk paard aangeeft. Je geeft de bovenkant aan van het plateau waarop de paarden staan en je zaagt die lijn een eindje in. Dan steek je het hout naast de paarden weg.

Je tekent het silhouet van de paarden, de bagge (voermand) en zijn ondersteuning. Waar het mogelijk is zaag je de buitenkant van het silhouet, daarna maak je die omtrek zo zuiver mogelijk met mes en beitel.

Op elk van de vier uiterste hoeken van de ruimte die ontstaat tussen buik, plateau, voor- en achterpoten boor je een gat. Met een figuurzaag maak je een opening door van gat naar gat te zagen. De ruimte aan de voorkant, tussen de paarden en de bagge, maak je op dezelfde manier.

Opnieuw trek je van boven over het midden een lijn die de scheiding tussen de paarden bepaalt. Deze lijn zaag je verticaal in, met behoud van de bagge aan de voorkant, van achteren tot net boven het plateautje. De paardenlijven blijven een zaagsnede van elkaar verwijderd.

Heften van Frans Dingemanse.

Heften van Frans Dingemanse.

De nekken en koppen krijgen wat meer ruimte. Net boven het handvat van de bagge boor je horizontaal een gat naar het binnenste handvat toe en zaag je tussen de koppen en nekken verticaal naar beneden, links en rechts van de middelste zaagsnede.

Je geeft nu vorm aan de bekroning van het heft met mes, guts en beitel, maar nog zonder detaillering. De acht poten van de paarden maak je los door van achteren naar voren gaatjes te boren en vervolgens verder hout weg te nemen. Dit werk is vergelijkbaar met het werk aan het kooitje. De boortjes en beiteltjes moeten lang genoeg zijn om tussen de achterpoten door het werk bij de voorpoten te doen.

Met de burijn duid je het haar van de staart aan. Over de ruggengraat van staart tot manen breng je een lichte holte aan met burijn en guts. De oren moeten niet te ver uitsteken, want dat vergroot de kans op breuk. Aan de manen en de pony geef je vorm door met guts en mesje lokken aan te duiden, daarna volgt verfijning met de burijn. Bij lijntjes die niet met de draad mee lopen gebruik je een mesje in plaats van de burijn. De ogen zijn ebbenhouten stipjes. Je versiert de ondersteuning van de bagge met een floraal motief of verticale gutssteekjes, eventueel gecombineerd met burijnsteekjes. Op de bagge breng je zes à acht verticale groeven aan en van groef naar groef een rij horizontale insnijdingen. Je voorziet de onder- en bovenrand en ook het handvat van schuine sneetjes. Dit alles geeft de illusie van een gevlochten mand. Goede negentiende-eeuwse voorbeelden laten verschillende oplossingen zien voor het in detail uitwerken van de bekroning.

De rand van het plateau waarop de paarden staan kun je versieren met gutssteekjes, ingesneden lijntjes of een zelfde tors als bij de randen van de bagge.

Vorm van de paarden

De vormgeving van de paarden verdient aandacht. In de negentiende eeuw is de hand van de meester onder meer te herkennen aan de vormgeving en de detaillering van de paarden. Je kunt een goed negentiende-eeuws voorbeeld navolgen. Daarbij de opmerking dat het paard, dat we nu kennen als het Zeeuwse werkpaard, pas in de twintigste eeuw hier algemeen is geworden. Daarvoor was er een paard van een ander type, het was lichter gebouwd. De vroegere heftensnijders gaven ieder op hun eigen manier vorm aan een paard, afgeleid van het paard dat ze toen zagen.

Behandeling met lijnolie en was

Het heeft voordelen om het heft met lijnolie en daarna met was te behandelen. De kleur wordt voller, het reliëf komt beter tot zijn recht en het hout wordt beschermd tegen vocht en vuil. Lijnolie is een drogende olie, na droging blijft een harde stof over. Je brengt de lijnolie met een kwast op het heft aan. Overtollige olie kun je met een lapje wegnemen. Als het heft droog is, kun je het  behandelen met al of niet gekleurde was. Met een oranjebruine kleur wordt de sfeer verkregen van een niet recent heft.

Bevestiging van het lemmet aan het heft

Het lemmet zet je vast aan het heft door middel van vulkit. Dit is een harsachtig product dat in brokken wordt verhandeld. Met een hamertje zijn er schilfers af te tikken. Die doe je in een laag conservenblikje. Je verhit het blikje met kit en ook de angel van het lemmet. De kit smelt en je giet de nu vloeibare massa in het gat van het heft. Je steekt de hete angel in het gevulde gat. Nu moet je het lemmet in de juiste stand houden als het afkoelt. Nadat de kit is gestold, is het geheel muurvast gemonteerd.

Literatuur

Frans Dingemanse, Zeeuwse wondertjes; vormgeving van Zeeuwse heften, Middelburg 2020.