Geschiedenis brandweer Arnemuiden
door Museum ArnemuidenHet brandweerkorps van Arnemuiden wordt gekleurd door een rijke geschiedenis. In archiefstukken uit de zestiende eeuw werd al gesproken over een brandwacht in Arnemuiden. Open vuur werd in deze tijd veel gebruikt om zich bij te warmen en op te koken, maar ook voor veel ambachten en andere werkzaamheden was open vuur noodzakelijk. Onder andere in de zoutketen werd veel met vuur gewerkt in gebouwen die helemaal niet brandveilig waren. Op 6 juni 1566 woedde een grote brand in Arnemuiden. Daarna riep het stadsbestuur van Middelburg de Arnemuidenaren op hun daken met hard materiaal te bedekken. De brandwacht lopen was een plicht voor poorters en leden van de gilden.
De eerste archiefstukken waarin er een brandweercommissaris werd aangesteld dateren uit 1822. We spreken in deze jaren over een plichtbrandweer. Dit hield in dat het stadsbestuur mensen aanwees, die verplicht bij brand als brandweerman moesten optreden. In 1822 werd ook een nieuwe brandspuit geleverd door brandspuitmaker P.C. Vervenne uit Middelburg. Omdat de brandweerslangen in die tijd van hennep of vlas waren gemaakt hingen ze in de kerktoren, zodat ze konden drogen. In 1859 werd er een nieuw brandspuithuisje gebouwd door Jacob Crucq. Het huisje kwam naast de toren van de Nederlands Hervormde Kerk. Hier kreeg de brandspuit een plaats.
Deze brandspuit moest met de hand bediend worden en stond op een wagentje, waarvoor een paard gespannen kon worden. Soms kwam er ook assistentie vanuit andere plaatsen. Bijvoorbeeld bij een grote brand in 1863 in de Langstraat. Een winkel en twee woningen gingen in vlammen op en ook het naastgelegen Stadhuis werd beschadigd door de vlammen. De brandweermannen werden in die tijd beloond met een sigaar en een glas bier.
Na nog een tweede handspuit te hebben gebruikt, werd in 1932 de eerste motorbrandspuit aangeschaft. Als eerste gemeente in Zeeland kreeg Arnemuiden op 27 oktober 1948 een officieel brandweerkorps dat bestond uit vrijwilligers. De nieuwe rekruten moesten op cursus om daar het brandweer vak te leren. De brandspuit van het korps was ondergebracht in het brandspuithuisje op de markt en de ladders waren ondergebracht bij aannemersbedrijf Jan de Hamer in de Appelstraat. Bluskleding, helmen en laarzen ontbraken. De eerste brandweercommandant was De Pree, de ondercommandant was Piet Janse Sr. en de plaatsvervangende commandant was Cees Boone. In augustus 1949 werden er voor het eerst dertien zwarte stalen helmen besteld met leren neklappen en binnenwerk, en ook jassen en laarzen.
Om de manschappen op te roepen werd gebruik gemaakt van de sirene op het gemeentehuis. Burgers konden een brand melden bij de commandant of een van de brandweermensen, zij hadden het bordje ‘Brandmelding’ op hun huis. Na het klinken van de sirene moesten de mannen eerst naar het gemeentehuis om hun uitrusting aan te doen, daarna naar de markt om de brandspuit op te halen en dan nog naar de Appelstraat voor de ladders. Met name in het buitengebied, waar nog geen brandkranen waren, was het soms moeilijk om aan water te komen.
In 1954 kwam eindelijk de lang verwachte nieuwe brandweerwagen, een gereviseerde legerbus en een nieuwe motorspuit met een capaciteit van 2.500 liter per minuut, een geweldige vooruitgang. De nieuwe burgemeester Van der Heide wilde graag de chauffeur zijn van dit nieuwe voertuig. De brandweerwagen kreeg in 1958 een goed onderkomen, een garage op het Schorretje. Dit werd de eerste echte brandweerkazerne van Arnemuiden, met een goot om de slangen te wassen en met een theorielokaal. Het geluk van de brandweerlui kon niet op. Maar op de terugtocht, na het winnen van een enorme beker bij een brandweerwedstrijd in Liempde, belandde de brandweerwagen en de manschappen in de sloot. De bus was niet meer te repareren. In 1960 kwam er een splinternieuwe Bedford.
Eind jaren zestig kwamen er veel jonge nieuwe brandweermannen bij. Ze studeerden graag, want Arnemuiden had in die periode de meeste gediplomeerde hoofdbrandwachten van de regio. In 1977 kwam er een nieuwe brandweerauto: een Mercedes 608D, die de 46 en later de 630 werd genoemd. De nieuwe wagen was uitgerust met mobilofoon, portofoons en een watertank van 800 liter. Al snel werd het uiterste gevraagd van het vakkundige korps en hun moderne materiaal. Helaas konden ze de monumentale molen Nooitgedacht niet redden. Hij brandde op 24 juni 1977 tot de grond toe af.
Begin jaren tachtig veranderde er veel voor de vrijwillige brandweerkorpsen. Er kwam een nieuwe brandpreventieverordening; als eerste plattelandsgemeente ontving Arnemuiden ook stil-alarmontvangers, ook wel piepers genoemd; en er kwam meer aandacht voor hulpverlening. Hier werden cursussen in gegeven en ook het arsenaal aan hulpverleningsmateriaal groeide. In 1988 kwam er een hulpverleningsvoertuig bij, een Mercedes 307D, de 670 genoemd. De garage aan het Schorretje werd te klein. In 1992 werd op dezelfde plaats een splinternieuwe garage gebouwd.
Vanaf 2000 rukt het brandweerkorps van Arnemuiden gemiddeld zo’n tachtig keer per jaar uit. Voor branden, ongevallen en andere calamiteiten.