Een leerlooierij aan de singel

Verhalen Erfgoed Zeeland

Aan de rand van de Middelburgse binnenstad – nog net binnen de zestiende-eeuwse vestingwerken – ligt de Looierssingel. De naam doet al vermoeden welke bedrijvigheid vroeger op deze plek gevestigd was. Leerlooierijen en andere ambachtelijke bedrijven die stank en overlast veroorzaakten, bevonden zich vaak aan de rand van de stad. Bij archeologisch onderzoek in het jaar 2000 op de plek waar een winkelcentrum en parkeergarage moesten komen, werden restanten van een leerlooierij aangetroffen. De bodemvondsten bevinden zich nu in de archeologische collectie van Erfgoed Zeeland, dat zelf aan de Looierssingel gevestigd is.

Looien

De eigenlijke betekenis van looien is het behandelen van huiden met plantaardige, dierlijke of minerale stoffen waardoor ze in leer veranderen. Zowel looien als huidenvetten (ook bekend in straatnamen), dat verwijst naar het met vet insmeren van de reeds gelooide huiden wordt gebruikt om het bedrijf van de leerlooier te benoemen. Al in de veertiende eeuw waren er verwijzingen naar het leerlooiersberoep, onder andere in familienamen.

Archeologisch onderzoek op het terrein van de voormalige leerlooierij (Erfgoed Zeeland).

Archeologisch onderzoek op het terrein van de voormalige leerlooierij (Erfgoed Zeeland).

Looien is volgens het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands afgeleid van het Middelnederlandse loo ‘looi, run’. Dit looi is een uit boomschors gewonnen stof met conserverende eigenschappen. Looien is dus eigenlijk de huid bewerken met dit looi. Het Middelnederlands kent looien en louwen. Vroeger betekende louwen ook ‘straffen, afranselen’. Net zoals het Duitse die Haut gerben en het Engelse ton a person’s hide betekent dit dus letterlijk ‘de huid looien’. Ook in het Afrikaans betekent looi ‘afranselen’.

Stank

In verband met de stankoverlast vond de vestiging van leerlooierijen veelal plaats aan de rand van de stad. Voor het looien van leer en het vollen van wol werd onder meer gebruik gemaakt van urine, mest en het uit boomschors afkomstige run. Nabij de Vlissingse Poort was een run- of schorsmolen operationeel. De looierijen verdwenen met de demping van de Looierssingel in de loop van de negentiende eeuw.

Huis

Voorafgaand aan de bouw van een winkelcentrum en parkeergarage werd in het jaar 2000 archeologisch onderzoek verricht op een terrein grenzend aan de toenmalige brandweerkazerne in Middelburg. Op het terrein konden drie, in aanleg zeventiende-eeuwse huisplattegronden worden opgemeten. Een van de huizen kon worden aangemerkt als het huis van de looier. Het stond met de kopse voorzijde naar het noorden gericht. Voor de voorgevel bevond zich de waterkelder van het huis. Het pand was 9,25 x 2,50 meter groot. Het was ingedeeld in een voorhuis, een keuken met haard en een achterhuis. In dit laatste deel werd een verdiept aangelegde rechthoekige houten bak met vloer aangetroffen. In de volgende dagen werden nog zeventien van dergelijke bakken, merendeels vierkant, vastgelegd. Daarnaast werden nog vier ronde kuipen en een waterput gevonden. In een van de kuipen is later een nieuwe waterput gemetseld. Vrijwel alle bakken en kuipen waren gemaakt van grove den.

Een van de kuipen die tijdens het archeologisch onderzoek werden aangetroffen (Beeldbank Erfgoed Zeeland).

Een van de kuipen die tijdens het archeologisch onderzoek werden aangetroffen (Erfgoed Zeeland).

Koehoorns

Al deze resten hebben ongetwijfeld toebehoord aan de leerlooierij, die hier van de zeventiende tot de negentiende eeuw gevestigd was. Dit wordt bevestigd door de vondst van een stortplaats met hoornpitten van runderen en een opslagplaats van gemalen boomschors (van de eik, iep en populier). Bovendien waren tien bakken nog tot de rand gevuld met run (een looimiddel afkomstig van gemalen boomschors) en drie met kalk. Aangenomen wordt dat de huiden bij de looierij werden afgeleverd met de hoorns er nog aan vast. De 136 hoornpitten waren, blijkens onderzoek, afkomstig van tenminste 77 voornamelijk oudere runderen, zowel stieren als koeien en ossen, merendeels drie tot tien jaar oud. De afmetingen van de hoornpitten wijzen op kort en middellang gehoornd vee. Naast runderleer werd in de leerlooierij incidenteel ook geitenleer gelooid. De vondst van een schedelfragment van een geit wijst daarop.