De inundatie van Walcheren

In oktober 1944 werd Walcheren als gevolg van geallieerde bombardementen op de dijken onder water gezet. Deze operatie maakte deel uit van de invasie die de geallieerden in juni van dat jaar op de stranden van Normandië hadden ingezet. Doel was de Duitse bezetting van grote delen van Europa te beëindigen. Omdat Antwerpen een belangrijk strategisch doel was en de geallieerden zich van de toegang over water tot deze stad wilden verzekeren, besloten zij tot de verovering van de gebieden rond de Westerschelde. In Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Beveland werd zwaar gevochten. Walcheren zou onder water worden gezet om de aftocht van de Duitsers te bespoedigen.

Het water in de Noordweg, bij Brigdamme, 1945 (Zeeuws Archief, foto Dert Vlissingen).

Het water in de Noordweg, bij Brigdamme, 1945 (Zeeuws Archief, foto Dert Vlissingen).

Waarschuwing

Op 2 oktober 1944 lieten twee geallieerde vliegtuigen boven Walcheren strooibiljetten vallen, waarin de bevolking werd gewaarschuwd voor een overstroming als gevolg van bombardementen op de vijandelijke troepen en installaties. “Verlaat de eilanden of indien dat niet mogelijk is, verhuist dan ONMIDDELLIJK met uwe families naar een veilige plaats op de eilanden”, luidde de boodschap. Walcheren kon alleen via de zwaar beschoten Sloedam worden verlaten. Bovendien verboden de Duitsers mensen het eiland te verlaten. Vertrekken was voor de bevolking dus geen optie. In eerste instantie wachtten de meesten af, onwetend waar de bommen zouden vallen.

Eerste bommen

De eerste bommen vielen in de middag van 3 oktober op Westkapelle. De bedoeling was grote bressen in de zeedijk te slaan, maar de eerste vier aanvalsgolven kwamen te ver naar het noorden terecht en verwoestten een groot deel van het dorp. Later uitgeworpen bommen hadden wel het gewenste effect. De dorpsbewoners konden zich ternauwernood in veiligheid stellen. Een groep mensen die naar de molen van Theune was gevlucht, overleefde een voltreffer in de molen, maar raakte opgesloten achter het puin en verdronk daardoor toen het water een uur later binnenstroomde.

Bommen op de dijken bij Vlissingen en Veere

Vier dagen later bombardeerden de geallieerden de Nolledijk, ten westen van Vlissingen, en de zeedijk bij Fort Rammekens. In een ommezien bereikte het water Vlissingen, Dishoek, Koudekerke en West-Souburg en weldra ook Middelburg. Op 11 oktober sloegen door de geallieerden afgeworpen bommen vijf gaten in de dijk bij Veere.Een westerstorm op 15 oktober stuwde het water verder op en veranderde Walcheren in een binnenzee.

Op de spoorbrug in Middelburg met zicht op de Segeersweg (Zeeuws Archief, HTAM, foto A.A. van Pagee).

Op de spoorbrug in Middelburg met zicht op de Segeersweg (Zeeuws Archief, HTAM, foto A.A. van Pagee).

Op 17 oktober tenslotte, bombardeerden geallieerde vliegtuigen nogmaals de dijk bij Westkapelle. Zo’n 70 procent van Walcheren stond nu onder water. Alleen Arnemuiden en omgeving, de binnensteden van Middelburg, Vlissingen en Veere en een aantal hooggelegen dorpskernen en buitenplaatsen bleven droog.

Nooddijken op bevel

De Duitsers bevalen alle mannen van 15 jaar en ouder om te helpen met de aanleg van nooddijken. Weinigen gaven daaraan aanvankelijk gehoor. De Schelde-arbeider Jacobus Francke moest dat met de dood bekopen. Hij werd bij een klopjacht opgepakt en ten voorbeeld gesteld aan alle weigeraars. Op 9 oktober werd hij aan de kanaaldijk tussen Middelburg en Veere gefusilleerd. Deze harde maatregelen deden mannen massaal besluiten om zich toch voor het graafwerk te melden. Velen saboteerden dat werk vervolgens door zo weinig mogelijk te doen.

Aanleg nooddijk bij Veere, prentbriefkaart (Zeeuws Archief, HTAM).

Aanleg nooddijk bij Veere, prentbriefkaart (Zeeuws Archief, HTAM).

Evacuatie

De bevolking van Walcheren raakte op tilt. Velen zochten een veilig heenkomen op plekken die droog waren gebleven. De binnenstad van Middelburg zat vol evacués. Ook hadden boeren hier heel wat vee in veiligheid gebracht.Op 6 november capituleerde de Duitse generaal Daser. Op 8 november werden de laatste dorpen op Walcheren bevrijd. Daarna werden ook veel inwoners van Walcheren geëvacueerd naar plaatsen buiten het eiland.

Dichten van de dijken bij Vrouwenpolder (Zeeuws Archief, HTAM).

Dichten van de dijken bij Vrouwenpolder (Zeeuws Archief, HTAM).

Droogmaking

De droogmaking van Walcheren werd na de bevrijding weliswaar snel ter hand genomen, maar ernstig belemmerd door een tekort aan materialen en arbeidskrachten. Pas toen de rest van Nederland ook was bevrijd, kon de droogmaking op grote schaal worden aangepakt. Een primeur voor Nederland was de toepassing van betonnen sluitelementen (‘caissons’). In het najaar van 1945 werden de gaten in de dijken bij Westkapelle, Veere en in de Nolledijk gesloten. Het gat bij Rammekens werd op 24 januari 1946 gedicht.

Aanleg dijk bij Rammekens, prentbriefkaart (Zeeuws Archief, HTAM).

Aanleg dijk bij Rammekens, prentbriefkaart (Zeeuws Archief, HTAM).

Gevolgen voor het landschap

Het water dat maandenlang door de getijdenwerking tweemaal per dag binnenstroomde en weer afging, liet ingrijpende sporen in het landschap na. Er was een uitgebreid krekenstelsel ontstaan. Wegen waren weggevaagd of overdekt met slib en zand. Tal van huizen en boerderijen waren verwoest.

Zicht op Ter Hooge en het kaalgeslagen landschap daaromheen, luchtfoto 7 mei 1946 (Zeeuws Archief, HTAM).

Zicht op Ter Hooge en het kaalgeslagen landschap daaromheen, luchtfoto 7 mei 1946 (Zeeuws Archief, HTAM).

Herinrichting

De Snelcommissie Walcheren, en diens voorganger de Agrarische Commissie voor Walcheren, adviseerde het provinciaal bestuur over de herinrichting. Het reconstructieplan (1946) voorzag in een herverkaveling van Walcheren. De Herverkavelingswet werd op 27 november 1947 van kracht, overigens zonder dat de boeren hierover hadden kunnen stemmen. De gemiddelde kavelgrootte werd nagenoeg verdubbeld: van 1,8 ha naar 3,5 ha. Er kwam een rationeler wegenpatroon. De vele onverharde doodlopende weggetjes kwamen niet meer terug. De karakteristieke meidoornhagen, die vroeger de landbouwpercelen scheidden maar die door de inundatie verdwenen waren, kwamen evenmin terug. Langs de wegen werd dichte beplanting aangelegd. Dat versterkte het contrast tussen de open poelgebieden en de dicht begroeide kreekruggen. De kreken die door de inundatie waren ontstaan, werden, evenals de binnenduinrand, omgeven door bosbeplanting.

Literatuur

Paul Brusse en Jan Zwemer (red.), Geschiedenis van Zeeland, deel IV, vanaf 1850, Utrecht/Zwolle 2014, in het bijzonder de hoofdstukken Land en water, door Ad Beenhakker, en Politieke verhoudingen, door Jan Zwemer.
Gijs van der Ham, Zeeland 1940-1945, deel 2, Zwolle 1990.
Website over de Slag om de Schelde.