Carnaval

Carnaval wordt vooral in katholieke streken uitbundig gevierd. In Zeeland gebeurt dat vooral in Zeeuws-Vlaanderen, de katholieke dorpen op Zuid-Beveland en in Oud-Vossemeer. Hoogtepunt zijn de optochten die in elke stad en dorp plaatsvinden. Al maanden tevoren zijn de inwoners bezig met het bouwen en versieren van de wagens. Het carnavalsfeest speelt zich verder voornamelijk in de cafés af, waar de drank rijkelijk vloeit en carnavalsmuziek in alle toonaarden weerklinkt.

Het weekend waarin carnaval wordt gevierd, hangt af van wanneer het Pasen is. Carnavalszondag is altijd de zevende zondag voor Pasen. De woensdag daaropvolgend is Aswoensdag, dan begint de veertigdaagse vastentijd.

Voor kinderen worden tijdens carnaval speciale activiteiten georganiseerd. Jongen achter het drumstel in Philippine (Erfgoed Zeeland, foto Peter Verdurmen).

Voor kinderen worden tijdens carnaval speciale activiteiten georganiseerd. Jongen achter het drumstel in Philippine (Erfgoed Zeeland, foto Peter Verdurmen).

Vastenavond

Carnaval komt voort uit de vastenavondviering in de middeleeuwen. Nog een keer kon men feestvieren met veel eten en drinken vooraleer de vastentijd inging. We weten dat vastenavond in Hulst bijvoorbeeld in 1526 werd gevierd. Na de reformatie, toen de protestanten tal van katholieke gebruiken afschaften, werd ook het vieren van vastenavond verboden. Op veel plaatsen verdween het feest. Op een aantal plaatsen hield het stand. Zelfs in de twintigste eeuw ondernam de overheid overigens nog pogingen om carnaval te verbieden, bijvoorbeeld in de jaren twintig in Kloosterzande en Sas van Gent.

Revival

Een ware ‘revival’ van het carnaval vond plaats in de jaren vijftig en zestig, toen in tal van plaatsen carnavalsverenigingen werden opgericht. Zij namen de organisatie van het feest op zich. Zo keerde op veel plekken in Zeeland het carnaval weer, met name in Zeeuws-Vlaanderen, de katholieke dorpen op Zuid-Beveland en in Oud-Vossemeer, dat overwegend katholiek is.

De hoofdrolspelers in het carnaval van 's-Heerenhoek, 1991 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto W. Helm).

De hoofdrolspelers in het carnaval van ‘s-Heerenhoek, 1991 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto W. Helm).

Narrenrijk

In de dorpen en steden nemen de Raad van Elf met een Prins aan het hoofd de macht voor drie dagen over van de officiële autoriteiten. Ook een nar, veldwachters of ‘pliessie’ en hofdames zijn onafscheidelijk in het gevolg van de Prins. Met z’n allen vieren zij, in gezelschap van de overige verklede carnavalsvierders, de tijdelijke vestiging van hun narrenrijk. Verder zijn er buutreedners, die met veel humor, staande in een ton, terugkijken op bijzondere gebeurtenissen en opvallende personen in het afgelopen jaar.

De figuren en tradities in het Nederlandse carnaval, dat hier in eerste instantie voornamelijk onder de grote rivieren werd gevierd, stammen uit Duitsland. De Prins en zijn Raad van Elf, inclusief de steken met fazantenveren, de ‘alaaf’-groet en de buutreedners bijvoorbeeld komen allemaal ook voor in het carnaval zoals dat in het Duitse Rijnland wordt gevierd.

Carnavalsoptocht in Oostburg omstreeks 1955 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto O. de Milliano).

Carnavalsoptocht in Oostburg omstreeks 1955 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto O. de Milliano).

Betekoppenstad en Paerehat

Alle dorpen en steden waar carnaval wordt gevierd, heten tijdens het feest anders. Sas van Gent bijvoorbeeld wordt Betekoppenstad (naar de suikerbieten die de grondstof waren voor de hier gevestigde suikerfabrieken), Hulst wordt Vosserijk (naar de fabel van Reynaert de Vos, die met de stad verbonden is), Aardenburg wordt Uulehat en ’s-Heerenhoek Paerehat. Het geven van andere namen is een gebruik dat we ook in Noord-Brabant terugvinden, maar bij uitzondering in Limburg.

Optocht en dansmariekes

Hoogtepunt van de carnavalsviering in elke stad of dorp is de optocht met praalwagens, waaraan maanden door de bevolking is gebouwd. Voor de mooiste wagens zijn er prijzen te verdienen.

Praalwagen in Sas van Gent tijdens de optocht in 1973 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto C. Kotvis).

Praalwagen in Sas van Gent tijdens de optocht in 1973 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto C. Kotvis).

Ook zijn de straten en huizen versierd, in sommige gevallen zelfs de kerk- of stadhuistoren. Zo wordt de toren van het stadhuis in Hulst jaarlijks in een grote boerenkiel gehesen.

In alle dorpen en steden worden vervolgens ook specifieke lokale elementen in het feest ingebracht. In Hulst zijn er bijvoorbeeld ook dansmariekes en een Vadertje Tijd en in Sas van Gent is er een prijs voor de ‘leutigste leurder’.

Carnaval in Philippine (Erfgoed Zeeland, foto Peter Verdurmen).

Carnaval in Philippine (Erfgoed Zeeland, foto Peter Verdurmen).

Op z’n kop

Het feest ontleent zijn betekenis tegenwoordig vooral aan het samenbindende element. Drie dagen in het jaar mag men ‘anders’ zijn en gelden niet de gevestigde rangen en standen. De wereld staat even op z’n kop en met gezagsdragers mag de spot worden gedreven. Dat schept een band en versterkt de identiteit van een dorp of stad.