Boschkapelle en de Martelaren van Gorcum

In de rooms-katholieke Sint Petrus- en Pauluskerk in Boschkapelle worden de martelaren van Gorcum vereerd. Hun portretten prijken aan de wanden van een kapel en de kerk bezit een aantal relieken van hen. Het dorp heeft een lange traditie in de verering van deze katholieke geestelijken, die een hoogtepunt beleefde in het Interbellum.

Geuzen

Op 9 juli 1572, aan het begin van de Nederlandse Opstand tegen de koning van Spanje, werden negentien katholieke geestelijken uit Gorcum in een turfschuur nabij Den Briel wreed ter dood gebracht. Een kleine twee weken eerder hadden de watergeuzen Gorcum in handen gekregen. Hun toezegging dat de katholieke geestelijken niets zou worden aangedaan, deden de geuzen niet gestand. De twee pastoors en een aantal franciscaner monniken werden gevangengezet, mishandeld en naar Den Briel afgevoerd. Deze stad was het hoofdkwartier van de niets ontziende geuzenleider, Willem van der Marck, graaf van Lumey. Een brief van Willem van Oranje met het bevel om de gevangenen in leven te laten, wekte grote irritatie bij Lumey. De laatste was niet van zins om zich de wet te laten voorschrijven door zijn rivaal, met wie hij in een strijd om het leiderschap over de opstandelingen was verwikkeld. Lumey liet de martelaren overbrengen naar de ruïne van een uitgebrand regulierenklooster buiten Den Briel. Daar werden de katholieken nogmaals gedwongen om hun geloof af te zweren, maar opnieuw weigerden ze. Na gruwelijk te zijn mishandeld, werden ze aan de balken van de turfschuur opgehangen.

De Martelaren van Gorcum, schilderij door Cesare Fracassini, 1838-1868 (Vaticaan).

De Martelaren van Gorcum, schilderij door Cesare Fracassini, 1838-1868 (Vaticaan).

Zalig- en heiligverklaring

De katholieken, die in de Republiek op allerlei manieren werden onderdrukt, zagen de negentien slachtoffers als martelaren voor hun geloof. In 1675 werden de geestelijken door de paus zalig verklaard en in 1867 volgde hun heiligverklaring. De plek bij Brielle waar ze ter dood werden gebracht, groeide uit tot een bedevaartplaats.

Verering en relieken in Boschkapelle

Ook in Zeeland werden de martelaren vereerd. Paters franciscanen introduceerden de verering in Boschkapelle al vroeg, namelijk in 1761. Daarmee zou de verering in Boschkapelle de oudste ononderbroken verering van de martelaren in Nederland zijn. De paters voelden zich speciaal met de Martelaren van Gorcum verbonden, omdat elf van de negentien gehangenen tot de franciscaner orde behoorden.

De katholieken in Boschkapelle en omgeving kerkten in die tijd in een schuurkerk, omdat een openlijk belijden van het katholieke geloof in de calvinistische Republiek verboden was. De eerste schuurkerk in het dorp werd in 1695 gebouwd, een nieuwe volgde omstreeks 1760.

De toenmalige pastoor Mattheus Roels, een uit Antwerpen afkomstige franciscaan, kreeg in 1761 een reliek van een van de Martelaren van Gorcum voor “de kapel het bosken”. Al snel ontving hij ook de benodigde toestemming van de bisschop van Gent om de reliek voor verering uit te stellen. Kort nadat de martelaren in 1867 heilig waren verklaard, kreeg de parochie een tweede reliek, en in 1895 volgde een derde, die vanaf 1899 mocht worden uitgesteld.

De relieken waren stoffelijke resten van de martelaren die in de zeventiende eeuw waren gevonden op het Martelveld (de grond van het klooster waar het drama zich heeft afgespeeld). Deze waren eerst naar Brussel gebracht en raakten van daaruit verspreid over de Zuidelijke Nederlanden, als ook in Boschkapelle.

Hoogtijdagen van de verering

Aan het eind van de negentiende eeuw trok de verering van de martelaren vele belangstellenden. Inmiddels was in 1875-1876 een nieuwe, neogotische kerk verrezen. Pastoor Petrus Schoen richtte in 1892 een broederschap op ter ere van de martelaren. Deze beleefde zijn hoogtijdagen tijdens het Interbellum. Ze telde in die tijd ruim tweeduizend leden, veelal afkomstig uit het oosten van Zeeuws-Vlaanderen. De jaarlijkse herdenking op 9 juli, de sterfdag van de martelaren, vormde een hoogtepunt in het dorpsleven. Kinderen kregen nieuwe kleren en uit de hele omgeving kwamen gelovigen voor het lof en om de relieken te vereren. Vermoedelijk was er geen speciale processie, maar aan de martelaren werd wel in andere processies aandacht besteed.

In die jaren verkreeg de kerk ook een vierde reliek en werd de kerk uitgebreid met twee zijkapellen, waarvan er een aan de Martelaren van Gorcum werd gewijd. Daarin werd een altaar geplaatst, dat in 1898 was aangeschaft. Daarboven kwam een retabel dat de marteldood in de schuur uitbeeldt, naar het voorbeeld van het schilderij door Cesare Fracassini uit 1867, dat in het Vaticaan hangt. In meerdere glas-in-loodramen zijn symbolische verwijzingen aangebracht naar trouw aan de paus en het geloof. Aan de zijmuur van de kapel hangen sinds 1930 portretten van de negentien martelaren, gemaakt door Catharina Alberdingk Thijm.

Panelen met portretten van de Martelaren van Gorcum in de katholieke kerk in Boschkapelle (Reliwiki, foto Edward Ippel, Hoorn, 9 oktober 2009).

Panelen met portretten van de Martelaren van Gorcum in de katholieke kerk in Boschkapelle (Reliwiki, foto Edward Ippel, Hoorn, 9 oktober 2009).

Einde

Na de Tweede Wereldoorlog zakte de belangstelling voor de verering in. De broederschap verdween in de jaren 1960, even als veel andere openbare betuigingen van katholieke gelovigen. De verering van de martelaren is nu voornamelijk een parochiale aangelegenheid.

Literatuur

Luc Panhuysen, De Martelaren van Gorcum, in: Historisch Nieuwsblad 2010, nr. 2.
Ottie Thiers, Boschkapelle, HH. Martelaren van Gorcum, in: Databank bedevaart en bedevaartplaatsen in Nederland (Meertens Instituut).