Scheepsrampen en wrakken in de Oosterschelde rond 1850

door Jan Kuipers

In de negentiende eeuw vond in de Oosterschelde en het mondingsgebied daarvan een lange reeks schipbreuken en strandingen plaats. Lang niet alle zijn zo bekend als het geval van de ‘Roompot’, een fregat dat verging in 1853.

‘Hendrika’

De ondergang van de ‘Hendrika’ op 4 december 1854 was de grootste scheepsramp voor de Schouwse en Noord-Bevelandse kust in deze periode, met een dodental van 73. Alle opvarenden kwamen om, onder wie 40 passagiers. De Hendrika was een fregat of volschip: een geheel ‘vierkant’, dus met razeilen getuigde driemaster. Zij was in 1834 in Rotterdam gebouwd. Het 864 ton metende schip was al op 26 november uit Brouwershaven vertrokken met als bestemming Batavia (het huidige Djakarta). Op 6 december begonnen berichten over de ramp te circuleren. De ‘Hendrika’ was in een storm op de zandbanken van de Banjaard gelopen en vergaan. Het schip was geheel verbrijzeld. Twee lijken waren in het Brouwershavensche Gat (Grevelingenmonding) aangetroffen, één ‘als heer gekleed’, aldus de Zierikzeesche Nieuwsbode. Een passagier dus. Tot voorbij Scheveningen spoelden inventarisdelen aan, zoals een kistje met gouden sieraden. Dit ging de volgende dagen door: balen met boeken, kisten met confituren, spiegellijsten enzovoort.

Het fregat ‘Hendrika’. Tekening W.A. Poort, naar een afbeelding op een servies (bron: De Vrieze en Overbeeke 2005).

Het fregat ‘Hendrika’. Tekening W.A. Poort, naar een afbeelding op een servies (bron: De Vrieze en Overbeeke 2005).

Laatste ooggetuigen

Op 10 december spoelden delen van de barkas (grote sloep) en het schip aan bij Brouwershaven. De hoop op overlevenden was gevlogen. De opvarenden van reddingskotter ‘Willem van Houten’ waren op maandag 4 december de laatste ooggetuigen van het in de storm zwoegende schip, voor het strandde en verging. Om kwart over negen ’s ochtends ‘liep de zee ter halver hoogte van de fokkemast,’ meldde de schipper van de kotter. ‘Het achterschip bleef zigtbaar; er waren geen sloepen in de davits en niets meer aan dek te bespeuren’. Hij vervolgde: ‘Geen leven aan het boord van het gestrande schip bespeurend en geen sloepen of drijvende voorwerpen waarop zich menschen konden bevinden, verlieten wij het schip’.

Een vreemde coïncidentie deed zich voor, nog geen maand na het drama met de ‘Hendrika’. Op 30 december 1854 liep een bij vliegende storm en zware sneeuwval van zijn ankers geslagen bark (vierkant getuigd type, behalve de achterste mast, de bezaan) op het strand van Renesse. Dit schip heette… ‘Hendrik’.

De ‘Roompot’ aan de grond

Het vergaan van de ‘Roompot’ op 29 juni 1853 bleef langer in het geheugen hangen dan de nog verschrikkelijker ramp met de ‘Hendrika’ bijna anderhalf jaar later. De reden is simpel: dit wrak bleef ‘behouden’ en er is veel materiaal van verzameld sinds 1991. De ‘Roompot’ werd tussen 1841 en 1844 gebouwd op de Zierikzeese werf De Goede Intentie. Zij mat 719 ton en voer zeven keer heen en weer naar Azië en Nederlands-Indië, waarvan vijf maal in dienst van de Nederlandsche Handel Maatschappij (NHM). Voor haar laatste thuisreis was de grotendeels met rijst geladen ‘Roompot’ met 22 opvarenden vertrokken uit Myanmar. In de middag van 29 juni liep het schip bij goed weer en helder zicht totaal onverwacht op de Noorderrassen aan de grond.

‘De Roompot’, scheepsportret door Jacob Spin (1849), die veel Zierikzeese schepen vastlegde.

‘De Roompot’, scheepsportret door Jacob Spin (1849), die veel Zierikzeese schepen vastlegde.

Alleen de masten boven water

De zware branding wekte de vrees dat de ‘Roompot’ uit elkaar geslagen zou worden. Men verliet het schip. Door het omslaan van hun sloep verdronken twee bemanningsleden en een loodskwekeling, aan wiens fout het vastlopen vermoedelijk te danken was. De opvarenden van de tweede sloep werden opgepikt door een Deens schip en de volgende dag bij Vlissingen aan land gezet; de derde sloep kwam bij Vrouwenpolder aan. ’s Nachts raakte het verlaten schip op drift en verzeilde in de Roompot. Een loodskotter legde het ten anker, maar de ‘Roompot’ begon langzaam te zinken; de volgende dag staken alleen de masten nog boven water.

Ebbenhouten octant (28 x 24,5 cm), gevonden door Wrakduikstichting De Roompot (WDSR) (foto RCE).

Ebbenhouten octant (28 x 24,5 cm), gevonden door Wrakduikstichting De Roompot (WDSR) (foto RCE).

Hout en ijzer

In 1991 werd het wrak ontdekt door lokale duikers. Men dook significante voorwerpen op, zoals een scheepsbel met de tekst ‘ROOMPOT-ZIERIKZEE’ en ‘DORDRECHT-ANNO-1844’. Zomer 2005 verrichtte het archeologisch duikteam van rijksdienst ROB/NISA een ‘waardestellend onderzoek’; de vindplaats kreeg de werknaam Roompot 1. Het wrak ligt tussen de 17 en 23 meter diep (met laagwater); het meet minimaal 42 meter over de stevens en heeft midscheeps een breedte van ten minste 9,30 meter. Het schip had twee dekniveaus. In en buiten het wrak zijn grote delen van drie ijzeren masten en een ijzeren boegspriet gedocumenteerd. Het samengaan van verschillende constructiekenmerken en de combinatie hout-ijzer toont dat het schip gebouwd is in de nadagen van de houten scheeps­bouw.

Scheepsarcheologen bergen planken van de 'Roompot' (foto RCE 2005).

Scheepsarcheologen bergen planken van de ‘Roompot’ (foto RCE 2005).

Rijke oogst

Particulieren en rijksarcheologen hebben een rijke oogst aan vondsten uit de ‘Roompot’ geborgen. Dit materiaal behelst zowel delen van de oorspronkelijke lading (rijst, rotan, verpakkingsmateriaal) als gebruiksobjecten (tinnen pispot, kombuisgoed, eet- en drinkgerei) en persoonlijke uitrusting (schoenen, naaikistje). Topvondsten zijn een compleet dubbelzijdig schaak- en dambord en een Engelse stick-barometer. De Vlaamse wrakduiker Vic Verlinden, die met een collega de ‘Roompot’ ontdekte, haalde zelf 163 objecten naar boven. In 2016 stond hij zijn collectie af aan het Stadhuismuseum, waar in 2017 de tentoonstelling ‘Aldus is de Roompot vergaan…’ was te zien.

Het wrak zelf gaat intussen snel verder achteruit; sinds de ontdekking zijn grote delen verdwenen. In 2017 is geadviseerd om het binnen afzienbare tijd te beschermen of op te graven.

Locatie van de ‘Roompot’ in vaargeul de Roompot (bron: Overmeer 2017).

Locatie van de ‘Roompot’ in vaargeul de Roompot (bron: Overmeer 2017).

Overeenkomsten

Behalve dat de ‘Roompot’ verzonk in de geul de Roompot, waren er ook andere opvallende coïncidenties. Maritiem-historisch publicist Arthur Scheijde wees in 2014 op overeenkomsten met het vergaan van de bark ‘De stad Zierikzee’ op 11 december 1841. Ook ‘De stad Zierikzee’ keerde vanuit Myanmar huiswaarts (het was haar eerste thuisreis!), liep in dezelfde omgeving op een zandbank en ging naar de kelder. Scheijde: ‘Het was een pijnlijk déjà vu voor Zierikzee, de stad waar beide schepen waren gebouwd.’

Bloei knakte zichzelf

De scheepsrampen verwijzen paradoxaal genoeg ook naar een bloeiperiode van de Nederlandse – en Zierikzeese – handelsvaart. Omstreeks het midden van de negentiende eeuw, tussen 1838 en 1857, bouwden twee Zierikzeese werven 27 zeeschepen: bijna anderhalf per jaar. Koning Willem I, afgetreden in 1840, had in 1824 de al genoemde Nederlandse Handel Maatschappij opgericht, die verplicht was Nederlandsche schepen te gebruiken voor het transport van Indische producten. Dit veroorzaakte na verloop van tijd echter overcapaciteit, omdat men op grond van deze zekerheid schepen bleef bouwen. In 1841 besloot de NHM dan ook een ‘beurtlijst’ op te stellen. Alle schepen die in de vaart of in aanbouw waren kwamen op de lijst, nieuwe schepen vielen erbuiten. De kiel van de ‘Roompot’ werd op scheepswerf ‘De Goede Intentie’ in opdracht van rederij De Crane & Zoon haastig gelegd, één dag voor de vaststelling van de beurtlijst! Pas drie jaar later was het schip afgebouwd.

‘De Stad Zierikzee’ in nood. Schilderij door J.W. Koekkoek, 1841.

‘De Stad Zierikzee’ in nood. Schilderij door J.W. Koekkoek, 1841.

66.000 vindplaatsen

De  site van de ‘Roompot’ is maar één van de ongeveer 66.000 (!) bekende vindplaatsen van merendeels scheepswrakken in de Nederlandse wateren. De meeste worden bedreigd. Ze ‘redden’ vergt doorgaans meer moeite en technische problemen dan het veiligstellen van archeologische waarden op het land. Overheidsarchieven bevatten gelukkig ook een enorme schat aan gegevens over negentiende-eeuwse scheepsrampen. Archivaris J.H.F. Schwartz betoogde in 1996: ‘De speurtocht naar de restanten van de Roompot kan exemplarisch zijn voor de rijkdom aan gegevens die uit de negentiende-eeuwse archieven aan de oppervlakte zijn te halen.’

Literatuur

Dit artikel is een verkorte versie van: Jan J.B. Kuipers, ‘Niets meer aan dek te bespeuren’; scheepsrampen in Roompot en Oosterschelde omstreeks 1850, in: Zeeuws Erfgoed september 2017, 3-6.

Overige literatuur:
A.B.M. Overmeer, ‘Aldus is de Roompot vergaan…’; waardestellend onderzoek van scheepswrak Roompot 1, gemeente Veere, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rapportage Archeologische Monumentenzorg nr. 232, Amersfoort 2017.
Arthur Scheijde, Schipbreuk- Déjà-vu; de gelijkaardige schipbreuken van de Stad Zierikzee en de Roompot, in: Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland) 39, 2014, 24-38.
J.H.F. Schwartz, De Roompot gezonken in de Roompot; achtergronden en nasleep van de ramp met een Zierikzeese Oostindiëvaarder, in: Kroniek van het Land van de Zeemeermin (Schouwen- Duiveland) 21, 1996, 45-56.
Wim de Vrieze en Giel Overbeeke, Stranding en schipbreuk voor de Schouwse kust 1824-1999, Goes 2005.