Politiek correct thee drinken in Sint-Philipsland
door Jan KuipersIn 1988 trof de heer Kosten een flinke hoeveelheid laat achttiende-eeuws aardewerk aan, toen hij een kuil groef in zijn tuin aan de Voorstraat in Sint-Philipsland. Het meest opvallend waren twee stukken ‛Oranjekeramiek’: politiek getinte theekommetjes.
Een prins uit een sjabloon
De beide voorwerpjes waren vrijwel identiek (hoogte 3,7 cm, diameter 10 cm). Ze stammen uit de jaren tachtig van de achttiende eeuw en behoren tot de ‘faience’-keramiek. De kommetjes zijn vervaardigd van geelbakkend aardewerk met ondoorzichtig tinglazuur aan beide zijden. De voorstelling is opgebracht met een zogenaamde spons: een sjabloon, bestaand uit een doorgeprikte tekening. Afgebeeld is een veelkleurige buste ‘en profil’ van stadhouder prins Willem V (1748-1806). De belijning van het hoofd en de bef zijn uitgevoerd in mangaanpaars, de bandelier in geel. Het ordeteken op de borst is wit met oranjebruine stip. De jas is blauw, de strik en staart van de coiffure zijn zwart.
Patriotten en orangisten
Aardewerk als dit had te maken met ingrijpende politieke ontwikkelingen. De jaren tachtig van de achttiende eeuw gistten in onze Republiek van de machtsstrijd tussen Patriotten en orangisten. Er ontstond een massale vraag naar keramiek met portretten van Willem V, zijn echtgenote Wilhelmina of het bekende symbool van het sinaasappelboompje (met ‘appeltjes van oranje’). De bezitter drukte zo zijn politieke voorkeur voor Oranje uit.
In 1785 ontnamen de Staten van Holland de prins het commando over het Haags garnizoen. Het prinselijk paar trok vervolgens gedurende ongeveer een jaar door de Republiek, steun wervend voor de eigen zaak. In 1786 vestigde het zich op het Valkhof (Nijmegen). Na de Pruisische invasie van 1787 werd Willem V in zijn oude machtspositie hersteld, talloze Patriotten vluchtten naar Frankrijk. Ook daarna wilden velen nog hun verbondenheid met Oranje tot uitdrukking brengen, zeker in het vanouds overwegend Oranjegezinde Zeeland.
Allerlei typen oranjekeramiek
Al sinds de tweede helft van de zeventiende eeuw werd er keramiek geproduceerd met voorstellingen die betrekking hadden op het Oranjehuis. Afgebeeld werden vooral de verschillende stadhouders, al of niet met hun echtgenote. De ‘Oranjekeramiek’ omvat allerlei typen aardewerk: borden, schotels, kaststellen enzovoort. De kwaliteit varieert van luxe sierkeramiek tot goedkoop volksaardewerk. Het Oranjegoed behoort veelal tot het Delfts aardewerk, maar er bestaat ook Engelse Oranjekeramiek en Oranjeporselein.
In de tweede helft van de achttiende eeuw woonden in het pand in Sint-Philipsland waar de kommetjes werden gevonden enkele beurtschippers. Ze hadden ook een winkel, die door hun echtgenotes werd gedreven. Dit verklaart waarschijnlijk de samenstelling van de vondstgroep. Behalve de Oranjekommetjes omvatte deze voornamelijk gedecoreerd tafelgoed (kopjes, borden, een fraaie kan en dergelijke), terwijl keukeninventaris vrijwel ontbrak. Een aanzienlijk deel van de vondsten was waarschijnlijk bedrijfsmateriaal: beschadigde handelswaar en andere winkeldochters.
Gevaarlijke handelswaar
De vrolijk gedecoreerde kommen uit de Voorstraat tonen dat de achttiende-eeuwse actualiteit ook leefde in een ‛uithoek’ als Sint-Philipsland. Maar in 1795, toen de Bataafse Republiek werd gesticht en de prins naar Engeland vluchtte, was de handelswaarde van de Oranjekommen tot nul gereduceerd. Ze waren zelfs politiek gevaarlijk geworden. En dus rijp om te begraven, hetgeen geschiedde.
Literatuur
J.J.B. Kuipers en H. Hendrikse, Het hoofd van de prins: 18de-eeuwse Oranjekeramiek uit Sint-Philipsland, in: Nehalennia 87 (1992), 2‑7.
Jan J.B. Kuipers en Henk Hendrikse, Willem V op een theekopje, in: Alledaagse Dingen 1 (1992) 6, 10‑11.