Oproer tegen de patriotten
Kanonschoten, sneuvelende ruiten, mishandelingen, plunderingen… Het oproer tegen de patriotten aan het eind van de achttiende eeuw loog er niet om. Op tal van plaatsen in Zeeland poogden aanhangers van de stadhouder hun tegenstanders, die er moderne politieke denkbeelden op nahielden, het zwijgen op te leggen. Zo ook in Middelburg.
Patriotten
In de tweede helft van de achttiende eeuw telde de eens zo machtige Republiek niet meer mee op het wereldtoneel. De economie stagneerde. Onder invloed van de Amerikaanse vrijheidsstrijd en nieuwe politieke denkbeelden in Frankrijk bloeide in de Republiek een stroming op die moderne, democratische idealen hoog in het vaandel voerde. De aanhangers heetten patriotten. Zij keerden zich tegen het aristocratische bestuur. Vooral de in hun ogen met teveel macht uitgeruste stadhouder Willem V moest het ontgelden. Zij vonden dat het volk ‘vrij’ en ‘soeverein’ was en zelf moest kunnen bepalen wie er over hen regeerde. Niet een beperkt aantal rijke families, maar alle burgers moesten kunnen deelnemen aan het politiek bestuur. Overigens vonden de patriotten dat de onderste laag in de samenleving – arbeiders en armen – hiervan wel uitgesloten was.
De patriottenbeweging had in Zeeland de meeste steun onder de stedelijke burgerij. Maar ook op het platteland waren er aanhangers. En zelfs onder de regenten en ambachtsheren, dienaren in het verfoeide systeem, bevonden zich nogal wat heren met patriotse sympathieën.
Verdeeld
De patriotten traden rond 1785 steeds nadrukkelijker in de openbaarheid. Ze bewapenden zich in exercitiegezelschappen. Dat verontrustte de oranjegezinden, die loyaal waren aan de stadhouder en het Huis van Oranje. De verdeeldheid was ook zichtbaar in Zeeland, bijvoorbeeld in de stadsbesturen. Middelburg en Goes waren oranjegezind, Zierikzee en Vlissingen stonden te boek als patriotse steden, Veere was verdeeld en Tholen neigde naar een patriotse opstelling.
Goejanverwellesluis
Patriotten hadden op een aantal plaatsen in het land de macht gegrepen. Stadhouder Willem V voelde zich in het nauw gedreven en vluchtte in 1785 met zijn gezin naar Nijmegen. Hij stuurde soldaten naar de patriotse stadjes Hattem en Elburg om deze weer in oranjegezinde handen te brengen. Zijn echtgenote, Wilhelmina van Pruisen, wilde in 1787 terugkeren naar Den Haag, maar ze werd bij Goejanverwellesluis door patriotten tegengehouden. Overal in het land braken nu ongeregeldheden uit. Oranjegezinden trokken op tegen de patriotten, plunderden hun huizen en zetten hen af voor zover zij in het bestuur van stad, dorp, kerk of polder zaten.
Heftig
Ook in Zeeland braken in de zomer van 1787 heftige ongeregeldheden uit. Oranjegezinden plunderden de huizen van patriotten in alle grote steden. En ook op het platteland van Noord-Beveland en Schouwen-Duiveland hielden zij huis. Veel patriotten vluchtten naar Frankrijk.
Middelburg
In Middelburg sloeg de vlam in de pan op 29 juni, nadat een schip in de haven was gesignaleerd dat een rood vlaggetje in top had. Orangisten zagen hierin een ‘patriottische bloedvlag’. Bovendien zou de scheepsknecht patriotse liedjes hebben gezongen. Een woedende menigte verzamelde zich bij de haven. Een officier van het patriotse exercitiegenootschap werd uitgescholden, geslagen en gedwongen al knielend ‘Oranje boven’ te roepen. Daarna trokken de oproerkraaiers verder door de stad en gooiden ze de ruiten in bij enkele patriotten. Die verweerden zich. Graankoper Hendrik van den Berg bijvoorbeeld goot vanaf een bovenverdieping kokend water over zijn aanvallers uit.
De volgende avond belegerden oranjegezinden het huis van de arts Lucas van Steveninck, een prominent patriot, in wat nu de Lange Noordstraat is (plaats van de huidige doopsgezinde kerk). Zijn belagers beschikten over maar liefst een zesponderkanon, afkomstig van een oorlogsfregat, en vier lichtere kanonnen, die ze opstelden in een tegenoverliggend straatje (de huidige Sint-Antheunisstraat). Van Steveninck sloeg op de vlucht. De oproerlingen beschoten het huis twee uur lang. Daarna bestormden en plunderden zij het. De daaropvolgende dag, 1 juli, nam het geweld tegen de patriotten nog verder toe nadat zich ook bewoners van het Walcherse platteland bij de opstandige meute hadden gevoegd.
Nadat de stadsregering op maandag 2 juli publiekelijk trouw aan de stadhouder had betoond, kwam het oproer tot een eind. Leden van het patriotse exercitiegezelschap werd gemaand op het stadhuis een eed van trouw aan het stadhouderlijk bewind te komen afleggen. Patriotten werden uit het stadsbestuur verwijderd. De ‘schutterij van den bus’ in de Kloveniersdoelen, waar de patriotten hun exercitieoefeningen hielden, werd ontbonden.
Herstel
Ook in de rest van de Republiek werd de oude orde hersteld. De zwager van de stadhouder, de koning van Pruisen, viel met een leger de Republiek binnen en stelde de positie van Willem V veilig. Het zou tot begin 1795 rustig blijven. Toen vestigden Bataafse revolutionairen een nieuw bewind. Onder hen veel verdreven patriotten, die in het kielzog van de Franse soldaten naar hun vaderland terugkeerden.
Literatuur
Jeanine Dekker, Politieke verhoudingen, in: Paul Brusse en Jeanine Dekker (red.), Geschiedenis van Zeeland, deel III: 1700-1850, Zwolle/Utrecht 2013, 169-219.
P.T. van Rooden, De plunderingen op Schouwen en te Zierikzee, 1786-1788, in: Archief KZGW 1983, 173-199.
P.W. Sijnke, Middelburg in woeling en strijd rondom 1787, in: Archief KZGW 1984, 49-89.