Jacob Cats, staatsman en dichter
De staatsman en dichter Jacob Cats (1577-1660) was een geboren Zeeuw. Zowel zijn politieke als literaire loopbaan begonnen in Zeeland. Als staatsman bracht hij het tot raadpensionaris van Holland. Een functie te vergelijken met die van de huidige minister-president.
Brouwershaven
Jacob Cats werd geboren op 10 november 1577 in Brouwershaven als vierde kind in het gezin van een biersteker. Vader Adriaan Cornelis Cats behoorde tot de hogere kringen van het stadje. Hij bracht het tot schepen en burgemeester van zijn woonplaats. Niet ver van de haven van Brouwershaven staat, aan de Noorddijkstraat 7, een huis, dat als het ouderlijk huis van Jacob Cats geldt. Volgens de overlevering woonden zijn ouders hier. Zijn vader bezat althans in 1591 dit huis of een voorganger daarvan.
Jacob ging school in Brouwershaven en bezocht van 1588-1592 de Latijnse School in Zierikzee.
Via Leiden en Orléans naar Den Haag
Al op 14-jarige leeftijd ging Jacob Griekse taal en letteren studeren aan de Universiteit van Leiden. Pas twee jaar later (1593) werd hij daar als student ingeschreven.
Na zijn studie in Leiden vertrok hij naar de Universiteit van Orléans. Het was in die tijd gebruikelijk dat jongeren uit de betere kringen een poosje in het buitenland studeerden. Ze maakten dan ook vaak een grote buitenlandse reis (‘Grand Tour’), veelal door Zuid-Europa. Cats koos Orléans voor zijn studie, omdat daar meer studenten uit Holland en Zeeland heen trokken. Hij liet zich er in 1598 inschrijven en promoveerde daar tot doctor in het Romeinse Recht.
Een buitenlandse reis zat er daarna niet in. Cats werd advocaat aan het Hof van Holland in Den Haag. Hier leerde hij de kneepjes van het vak. Hij wist onder andere twee vrouwen (uit Goeree en Schiedam) vrij te pleiten van hekserij.
Terug in Zeeland
In 1603 keerde Cats terug naar Zeeland. Op aanraden van zijn vriend Apollonius Schotte vestigde hij zich als advocaat in Middelburg. Hij ging er wonen in een huis van de rijke koopman Balthazar de Moucheron. Dat werd op dat moment bewoond door diens broer Pieter. Cats trok bij het gezin in. Enige tijd later kocht hij het pand en liet het van binnen aanzienlijk verbeteren en verfraaien. Het huis staat nu nog aan de Lange Noordstraat.
Cats maakte carrière in de Zeeuwse hoofdstad, die toen een bloeitijd beleefde. In december 1603 werd hij aangesteld tot stadsadvocaat. Van 1621-1623 was hij tevens stadspensionaris, een functie vergelijkbaar met die van de huidige gemeentesecretaris.
Fortuin
In 1605 trouwde Cats in Amsterdam met de rijke, uit Antwerpen afkomstige Elizabeth van Valkenburg. Het echtpaar zou zeven kinderen krijgen. Slechts twee dochters bereikten de volwassen leeftijd. Spoedig na zijn huwelijk kocht Cats de buitenplaats Munnikenhof onder Grijpskerke. Het buiten was in de middeleeuwen een uithof van de Middelburgse abdij.
Cats maakte fortuin met indijkingen in Staats-Vlaanderen. Hij stichtte er de Catshoeve bij Groede.
Dordrecht
In 1623 vertrok Cats uit Middelburg om stadspensionaris in Dordrecht te worden. Als oudste stad van Holland was Dordrecht de eerste in rang van het gewest. Een benoeming in Dordrecht betekende voor Cats een stijging op de maatschappelijke ladder.
Diplomatieke missie
De Staten van Holland zonden Cats in 1627 op een diplomatieke missie naar Engeland. Doel was een geschil met de Engelsen op te lossen en in beslag genomen Hollandse schepen en hun lading terug te krijgen. Het lukte om een deel van de schepen vrij te krijgen. En Cats ontving van de Engelse koning een adelsbrief. De reis was voor hem ook aanleiding om zich met inpolderingen in het Engelse graafschap Lincoln bezig te houden, maar die kostten hem uiteindelijk veel geld.
Raadpensionaris
Cats werd in 1629 benoemd tot waarnemend raadpensionaris van Holland. Hij bekleedde dit ambt (vergelijkbaar met dat van minister-president) tot 1631. In deze periode kocht hij ook een huis in Den Haag. In 1636 werd hij opnieuw, maar nu voor onbepaalde tijd, raadpensionaris. De Staten benoemden hem in 1645 bovendien tot grootzegelbewaarder van Holland.
Catshuis
Cats stond op dat moment op het toppunt van zijn carrière. De Grote Vergadering van de Staten-Generaal (1651) vond onder zijn voorzitterschap plaats. Daarna verzocht hij de Staten om ontslag. Hij was toen 74 jaar. Zijn laatste jaren sleet hij op zijn buitenplaats Sorghvliet net buiten Den Haag. Hij had het buiten in 1642 laten aanleggen. Het staat tegenwoordig bekend als het Catshuis en is sinds 1963 de ambtswoning van de minister-president.
Cats overleed op 12 september 1660. Hij werd begraven in de Haagse Kloosterkerk bij zijn al in 1631 overleden echtgenote. Een gedenkplaat markeert het graf van de staatsman en dichter.
Literatuur
G. Kalff, Jacob Cats, Haarlem 1901.
Heidi de Mare, Het huis en de regels van het denken; een cultuurhistorisch onderzoek naar het werk van Simon Stevin, Jacob Cats en Pieter de Hooch, z.pl. 2003.
H. Smilde, Jacob Cats in Dordrecht, leven en werken gedurende de jaren 1623-1636, Amsterdam z.j.