De parlevinker: een uitgestorven beroep

Met de opening van het Kanaal door Zuid-Beveland in 1866 ontstaat in Wemeldinge en Hansweert een geheel nieuwe bedrijfstak: die van de parlevinkers. Deze handelaren in kruidenierswaren zorgen ervoor dat passerende schepen bij of in de sluizen worden bevoorraad met allerlei goederen en levensmiddelen. Vanuit een bootje, te voet, met de fiets of later met de brommer verkopen ze hun waren, meestal binnen de sluizencomplexen. Zo spoedig als de beroepsgroep na 1866 groeit, zo abrupt komt het einde ruim honderd jaar later. Met de opening van het Schelde-Rijnkanaal in 1975 en het verleggen van het Kanaal door Zuid-Beveland bijna twintig jaar later verdwijnen de laatste parlevinkers.

Parlevinker Eduard Mast aan het werk bij de sluizen van Hansweert, 1974 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Parlevinker Eduard Mast aan het werk bij de sluizen van Hansweert, 1974 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Kleinhandelaars

Een parlevinker wordt in de Van Dale omschreven als een kleinhandelaar in grutterswaren en veevoer, in ’t bijzonder iemand die met een bootje langs de schepen vent. Met de opening van het Kanaal door Zuid-Beveland in 1866 en daarmee de komst van een binnen korte tijd sterk groeiend aantal schepen komt er behoefte aan deze nieuwe groep ondernemers. Zowel in Wemeldinge, als in Hansweert vormen de parlevinkers binnen de kortste tijd een belangrijke bedrijfstak, waarin hele families werkzaam zijn. Behalve handelaren met een bootje (eveneens parlevinker genaamd), werken ook veel parlevinkers op de sluizen zelf. Zij leveren de bestelde goederen te voet, op de fiets en later op de brommer aan.

Een parlevinker levert met zijn roeiboot de bestelling van een schipper af, circa 1958 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Een parlevinker levert met zijn roeiboot de bestelling van een schipper af, circa 1958 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Goederen en levensmiddelen

De goederen die door de parlevinkers worden aangeleverd zijn zeer divers. Zo voorzien de parlevinkers de schippers van levensmiddelen als melk, kaas, eieren, koffie en aardappelen. Maar ook hooi, textiel, olie en scheepsbenodigdheden maken bij veel parlevinkers deel uit van het assortiment. Aan parlevinken wordt over het algemeen goed verdiend. Het is echter ook zwaar werk. Levensmiddelen worden vaak in grote hoeveelheden op de fiets aangeleverd: manden met 50 tot 75 kilo aan aardappelen, groenten en appels en peren zijn geen uitzondering. Daarbij werken de vrouwen net zo hard mee als de mannen. Een boegbeeld voor de vrouwelijke parlevinkers is Marie Polderman, die ruim dertig jaar na haar overlijden in Hansweert nog steeds bekend staat als het (vrijgevige) ‘sinaasappelvrouwtje’.

Werkwijze

De parlevinkers die niet over een eigen schuit beschikken, werken op de sluizencomplexen van Wemeldinge en Hansweert. In de nabijheid van het sluispersoneel horen ze meestal waar een schip moet afmeren. Vervolgens snellen ze met hun fiets en bestelling naar de desbetreffende plek. Het duurt vaak enige tijd voordat de schepen afgemeerd liggen, pas dan kunnen de parlevinkers hun klanten bedienen. De handel wordt vervolgens handmatig aan boord gebracht. Soms is dit nog een hele toer, zeker als het water tijdens het schutten een paar meter zakt. Met zware zakken op hun rug moeten de parlevinkers dan de ijzeren ladders af. Over het algemeen wordt er contant betaald. Maar soms kan er niet meer afgerekend worden, als schepen ijlings de sluizen moeten verlaten. Dit zorgt overigens niet voor problemen, aangezien de meeste parlevinkers vaste klanten hebben. Ze weten vaak waarheen de schippers varen en wanneer ze weer terug komen. Daarbij helpen parlevinkers elkaar ook, door voor elkaar af te rekenen en ook door elkaar geld te lenen.

Aanmeren van binnenvaartschip 'Lenzburg' in de grote sluis van Wemeldinge, 1993 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Aanmeren van binnenvaartschip ‘Lenzburg’ in de grote sluis van Wemeldinge, 1993 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Uitstervend beroep

In de jaren zestig van de twintigste eeuw zijn er nog volop parlevinkers op het kanaal en bij de sluizencomplexen werkzaam. In het rapport “Tussen wal en schip”, in 1965 uitgebracht door het Midden- en Kleinbedrijf rond het Kanaal door Zuid-Beveland worden 26 parlevinkers in Wemeldinge en 42 in Hansweert genoemd. Met de opening van het Schelde-Rijnkanaal in 1975 komt echter de kentering. De meeste schepen nemen nu de nieuwe, kortere route tussen de havens van Rotterdam en Antwerpen. Veel parlevinkers verliezen hun broodwinning. De genadeklap volgt met het verleggen van het Kanaal door Zuid-Beveland in het begin van de jaren negentig van de twintigste eeuw. In Wemeldinge hoeven de schippers dan niet meer te schutten, in Hansweert komt het nieuwe sluizencomplex op geruime afstand van het dorp te liggen. De handel komt nagenoeg stil te liggen en de laatste parlevinkers kiezen eieren voor hun geld. En daarmee verwordt het parlevinken in en rondom het Kanaal door Zuid-Beveland tot een uitgestorven beroep.