Breien en boeten

Handgemaakte netten voor de strandvisserij
Verhalen Willem Vreeke

Het vissen met handgemaakte netten kwam vroeger overal aan de Zeeuwse Noordzeekust voor. De vissers trokken er in de zomer op uit om te vissen en ze breiden in de winter hun netten.

De netten moeten voldoen aan wettelijke regels en ze moeten met de juiste technieken zijn gemaakt om iets te kunnen vangen. De maaswijdte van het net moet geschikt zijn voor Noordzeevis en is bovendien wettelijk gebonden aan minimummaten. De fuiken moeten storm- en golfvast zijn. De vissers zetten de fuiken stevig met lijnen vast aan de paalhoofden en aan palen die ze diep in het zand slaan.

Materiaal voor het breien van netten (Erfgoed Zeeland, foto Edwin Harpe).

Materiaal voor het breien van netten (Erfgoed Zeeland, foto Edwin Harpe).

Uitrusting

Het breien en boeten (repareren) van netten vereist geen dure uitrusting. Basisvereisten zijn garen, een breinaald en een spaan (maatlatje). Tot ongeveer 1900 was hennepgaren in gebruik, later katoengaren, nu kunststofgaren. De breinaald werd vroeger door de breier zelf van (vlieren)hout gesneden, tegenwoordig zijn ze van kunststof te koop. De (houten of kunststof) spaan dient om de grootte van de maas (opening tussen de draden) te bepalen. De spaan geeft de maat van de halve maas of lus aan.

Breinaalden en spanen (maatlatjes) (Erfgoed Zeeland, foto Edwin Harpe).

Breinaalden en spanen (maatlatjes) (Erfgoed Zeeland, foto Edwin Harpe).

Elke nettenbreier bepaalt zelf welke maaswijdte hij wil toepassen bij een bepaalde vismethode. Met grote mazen vang je alleen grote vis, de kleine vis zwemt tussen de mazen door het net uit. De breier houdt de spaan tussen de wijsvinger en duim geklemd en zet er ongeveer 8 halve mazen of lussen op. Daarna haalt hij de spaan uit de gebreide lussen en schuift hij hem op naar de volgende (halve) mazen. Een nettenbreier heeft voorts een breischema en een tekening nodig van het net dat hij wil maken.

Nettenbreier Willem Vreeke uit Domburg.

Nettenbreier Willem Vreeke uit Domburg.

Technieken

Er zijn drie breitechnieken: breien met de schootsteek (nu nog gebruikt), met de platte knoop (niet meer in gebruik) en met de dubbele schootsteek (weversknoop, gebruikt bij het boeten). Het net ontstaat door knoop voor knoop mazen te maken. Door mazen te minderen worden kelen in fuiken smaller gemaakt. Ook wordt geminderd om van de grootste hoepel in een fuik naar een kleinere te gaan. Meerderen is een techniek die vooral wordt gebruikt bij het boeten van netten en voor het breien van leefnetten. Voor het breien van ronde vormen in fuiken, sleepnetten en leefnetten wordt het rondbreien toegepast.Tegenwoordig is er ook machinaal vervaardigd netwerk te verkrijgen, waarvan de visser thuis zelf zijn net kan maken. Vooral voor het maken van een garnalennet is dat gunstig, want het breien ervan neemt vanwege de kleine mazen veel tijd in beslag.

Literatuur

Wim Vreeke, De Zeeuwse strandvisserij; netten breien op de traditionele Zeeuwse manier, Vlissingen 2009.