Zeeuwse nozems en vetkuiven

door Jan Kuipers

Het woord ‘nozem’ stamt uit 1955, maar Zeeuwse nozems en ‘brozems’ (bromnozems) duiken begin jaren zestig pas echt op in de Zeeuwse pers. Ze markeren het begin van de moderne jeugdcultuur. In het centrum van het Zuid-Hollandse Delft was in 1961 al een bromfietsverbod uitgevaardigd, maar zó ver wilden de Zeeuwse overheden nog niet gaan. Wel zonnen stadsbesturen in de provincie op ‘verscherpte maatregelen’ tegen de lokale bromnozems, aldus een voorpagina-artikel in de PZC van vrijdag 30 juni 1961. De bromnozems waren jongens tussen zestien en twintig jaar. Hun voornaamste bezigheid: brommen!

‘Diepe minachting voor verkeersregels’

De ‘bromfietscircuits’, de vaste rondjes die de nozems ontelbare keren knetterend aflegden, waren “een plaag” geworden, berichtte de verslaggever. De voertuigen van de bromnozens “maken opmerkelijk veel geluid, het bepaalde traject wordt zonder ophouden gereden, met een diepe minachting voor de verkeersregels”. De verlangde overdosis decibellen werd bereikt door het weghalen van de knalpot. De plaag gold vooral het “winkelend en wandelend publiek dat niet zelden op onprettige wijze in aanraking met deze bromfietsen komt”. Ietwat sussend werd erbij aangetekend dat het maar een kleine groep was die, scheurend, steigerend en zigzaggend, de overlast veroorzaakte. Een opzichtige groep niettemin: “De kleding is meestal net zo kleurig als het lawaaimakend voertuig.”

Zat je kuif wel goed?

In Zierikzee werd het bromcircuit gevormd door de route Dam–Mol–Havenplein–Appelmarkt. In Goes scheurden de bromnozems over de Grote Markt, Lange Kerkstraat, Klokstraat, Lange Vorst- en Lombardstraat. Het Middelburgse geknetter was vooral te vernemen op de Pottenmarkt, Markt en Lange Delft. Terneuzen vormde nog een gunstige uitzondering: “De voortdurend rondrossende bromfietsen ontbreken nagenoeg.” In Vlissingen werden de trommelvliezen getergd in de Walstraat, op de Kleine Markt en de Nieuwendijk.

Vlissinger Henk Feij had zo’n veertig jaar later nog zeer levendige herinneringen aan de nozems in zijn stad. “Ik kan mij nog herinneren dat zij in de jaren zestig het jongerenbalkon van onze kerk opstoven”, schreef hij, “al enigszins balsturig. Zij waren wel vijf jaar ouder dan ik.” De nozems zagen er artistieker en more-well-to-do uit dan andere jongens op datzelfde balkon: “Lange jassen, kragen op, kleurige dassen, krullend haar en zowaar al in bezit van automobielen. Zat je vette kuif wel goed, hing je broek wel juist op je schoenen, het waren de dingen waar je het als tiener zelf druk mee had.”

Thijs Feij als Vlissingse bromnozem, 1962 (collectie Henk Feij).

Thijs Feij als Vlissingse bromnozem, 1962 (collectie Henk Feij).

Leren jacks en petticoats

Ook in Goes floreerde de nieuwe jeugdcultuur. Blue Suede Shoes van Elvis klonk er vanuit de jukebox van Café Nationaal over de Goese Markt. Tom Rentmeester uit Ovezande vertelde omstreeks 2004 over de gloriedagen van de bromnozem-era: “Het is zaterdagavond en binnen in het paarse blacklight is het een menigte van jongens met vetkuiven in zwartleren jacks, eventueel vergezeld door hun vriendinnen in petticoats. De Grote Markt staat vol met brommers en auto’s, het uitgaansleven is in volle gang. Er wordt gedanst in De Prins van Oranje, Schouwburg Juliana en Het Schuttershof, maar vooraf is het altijd een pilsje nemen bij Ome Gerrit Luyk…” Voor de cafés Nationaal (van Gerrit Luyk) en Flora (van zijn broer Jan Luyk) aan de Grote Markt in Goes stonden op zaterdagavond meer dan honderd glimmende brommers geparkeerd. “Achterop de buddyseats reden de meisjes mee naar de dancings, hun armen stevig rond het middel van hun jongens geslagen. Merken zoals Kreidler/Zündapp en Bianchi waren snelheidsmonsters voor de rockende jeugd. Helmen waren nog niet verplicht, maar ‘s winters wel lekker warm. Met een krant onder je leren jas voor je borstkas en een regenbroek aan, was je redelijk tegen de kou beschermd.”

Tom Rentmeester als bromnozem met vetkuif en leren jack (collectie Tom Rentmeester).

Tom Rentmeester als bromnozem met vetkuif en leren jack (collectie Tom Rentmeester).

Top 40-hits

In wat latere jaren openden verschillende nieuwe bars in Goes waar de jeugd zich verzamelde, zoals Bar Chalet aan de Opril (Cees Hogesteger) en de fameuze Ganzebar aan de Markt (Fam. Flipse, vanaf 1967). De Top-40 hits kocht je bij Stroom, waar Rentmeester zelf werkte en waar Jan van Schaik, drummer van de bekende plaatselijke band The Shazams, platen verkocht. De Goese bromnozems trokken ook wel naar de ‘ruigere’ bars in andere plaatsen, zoals Michieltje in Vlissingen.

Advertentie voor de Puch-Skyrider uit de jaren zestig.

Advertentie voor de Puch-Skyrider uit de jaren zestig.

Opmars van de ‘artistiekelingen’

Een nieuwe, andersoortige lichting bromnozems kwam op in de tweede helft van de jaren zestig, na de activiteiten van provo en het doorbreken van de beatmuziek met vertolkers die hun haar naar voren kamden en lieten groeien. Het waren de ‘artistiekelingen’, die de Puch of Tomos verkozen boven Zündapp en Florett. Het tijdperk van de vetkuiven kwam ten einde, hoewel vele diehards ook in Zeeland hun vertrouwde kapsel trouw bleven. En die haardracht, de bijbehorende kleding en levensstijl worden tot op de dag van vandaag opgepikt door nieuwe generaties, die zich aangetrokken voelen tot de subcultuur van de rockabilly.

Literatuur

Jan J.B. Kuipers (met bijdragen van Henk Feij en Peter Urbanus), Brommers, gitaren en spandoeken. Vijftig jaar jong in Zeeland, Zaltbommel 2005.
Jan J.B. Kuipers, ‘Een diepe minachting voor de verkeersregels’; Zeeuwse nozems in de vroege jaren zestig, in: Nehalennia 181 (2013), 23-26.