Lampsins (1582)

Baron van Tobago

In 1604 werd de ruim drie jaar durende belegering van Oostende ten gunste van de Spanjaarden beslecht. Volgens historici een van de bloedigste gebeurtenissen uit de Tachtigjarige Oorlog. Na de val van Oostende vluchtten vele duizenden inwoners naar verschillende plaatsen in Zeeland.

Enkele jaren voordat het beleg plaatsvond, hadden een paar invloedrijke welgestelde families al besloten Oostende te verlaten. Een van hen, Cornelis Lampsins, kwam met vrouw en kinderen omstreeks 1582 in Vlissingen terecht. Als zakenman met een goedgevulde buidel heeft hij het waarschijnlijk goed gedaan, want al spoedig behoorde hij tot de regenten. In 1597 werd hij zelfs benoemd tot schepen.

Gezicht op het Beursplein te Vlissingen met Beurs en kooplieden, en schepen in de Bierhaven, kopergravure 1690-1696 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata, dl. 2, nr. 1245).

Gezicht op het Beursplein te Vlissingen met Beurs en kooplieden, en schepen in de Bierhaven, kopergravure 1690-1696 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata, dl. 2, nr. 1245).

Zijn zoon Jan, inmiddels 30 jaar en pas getrouwd, behoorde met Jan Lambrechtsen Cole en diens handelshuis tot de belangrijkste kooplieden in Vlissingen. Jan Lampsins en zijn vrouw, ook een dochter van ouders die uit Oostende waren gevlucht, kregen samen tien kinderen. Vijf daarvan stierven op jonge leeftijd. Toen ook hijzelf op vrij jeugdige leeftijd stierf, bleef zijn vrouw met drie dochters en twee zonen achter. Naast een flink kapitaal en vele handelsbelangen liet hij ook een goed renderende lijnbaan na. Het was de lijnbaan waar Michiel de Ruyter als jongetje aan het touwslagerswiel zou hebben gestaan.

Van de twee zonen bleef Cornelis in Vlissingen wonen. Adriaan verhuisde naar Middelburg. Samen hadden zij een flinke vloot met zowel handels- als kaperschepen. Cornelis werd onder andere bewindvoerder van de West-Indische Compagnie, terwijl Adriaan deel uit ging maken van de Heren Zeventien, het bestuur van de Oost-Indische Compagnie.

Het uitzeilen van twee Oost-Indische Compagnieschepen met een galjoot en een smalschip op de rede van Rammekens, circa 1780 (Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 1388).

Het uitzeilen van twee Oost-Indische Compagnieschepen met een galjoot en een smalschip op de rede van Rammekens, circa 1780 (Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 1388).

Omstreeks 1654 besloten beide broers zich in de ‘West’, op de zuidkust van het Caraïbische eiland Tobago, te vestigen. Zij noemden het eiland Nieuw-Walcheren. De nederzetting die zij stichtten, kreeg de naam Lampsinsburg, het huidige Scarborough. Er was in die periode heel wat te doen rond de eigendomsrechten van het eiland. De Engelsen meenden dat zij ook aanspraak op het eiland konden maken. Om weerstand te kunnen bieden aan de vijandelijkheden vroegen de Lampsins aan de Staten Generaal om militaire steun. Toen daar geen gehoor aan werd geheven vroegen zij om bijstand aan de Franse Koning Lodewijk XIV.

‘De Bay en 't Fort Nieuw Vlissingen op 't Eyland Tabago’, aquarel door J.J. Bink, circa 1650, naar het origineel van Johannes Vingboons (Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 651).

‘De Bay en ’t Fort Nieuw Vlissingen op ’t Eyland Tabago’, aquarel door J.J. Bink, circa 1650, naar het origineel van Johannes Vingboons (Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 651).

Mede op verzoek van Cornelis werd het eiland in 1662 onder Frans gezag geplaatst. Tegelijkertijd werd het tot baronie verheven en kreeg Cornelis Lampsins de titel van Baron van Tobago.

Cornelis Lampsins, kopergrave door J. Houbraken, circa 1650 (Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 1397).

Cornelis Lampsins, kopergrave door J. Houbraken, circa 1650 (Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 1397).

Lang heeft Cornelis niet van zijn adeldom kunnen genieten, want twee jaar later stief hij in zijn woning aan de Nieuwedijk. In het monumentale pand, dat we kennen als het Lampsinshuis en waarin nu het prachtige Maritiem muZEEum is gevestigd, zijn onder andere ook de verschillende geslachten Lampsins op schilderijen te bewonderen.

Literatuur

Jeroen-Martijn Hangoor, De mast gebroken, de zeilen gestreken, in: Den Spiegel 2002, nr. 4.