Dorpscafés

Ieder dorp had vroeger wel een of twee herbergen, waar de vermoeide reiziger kon logeren. Reizen ging immers te voet of te paard of per koets. Zoveel kilometers legde je per dag niet af en er moest dus regelmatig overnacht worden.

Herberg, kroeg en gemeentehuis

Behalve in de dorpen waren er ook herbergen langs de weg. Die heetten dan bijvoorbeeld Halfweg (zoals aan de Postweg, de Oude Rijksweg, net buiten Nieuwland). Soms waren er op korte afstand meer herbergen of cafés gelegen, zoals tussen Kapelle en Kloetinge waar op een afstand van vier kilometer twee cafés liggen.

Veel dorpscafés dienden aanvankelijk ook als vergaderplaats van het gemeentebestuur. Vandaar dat veel Nederlandse en Belgische cafés Het Gemeentehuis of Het Oude Gemeentehuis heetten. In de negentiende eeuw vaardigde de rijksoverheid een verbod uit op de vestiging van gemeentehuizen in lokaliteiten waar drank geschonken werd.

Café Van 't Ventje in Ovezande in 1924, vernoemd naar eigenaar Van 't Westeinde. Achter de toog (van links naar rechts): Maria, Cornelia en Magdalene van 't Westeinde. (Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland)

Café Van ’t Ventje in Ovezande in 1924, vernoemd naar eigenaar Van ’t Westeinde (ZB, Beeldbank Zeeland). Achter de toog (van links naar rechts): Maria, Cornelia en Magdalene van ’t Westeinde.

Huiskamercafé

Ook verdwenen zijn de vele huiskamercafés. Meestal dreven de vrouwen het café, net als het geval was bij de kleine (snoep)winkeltjes in de dorpen. Dat was eigenlijk een soort levensverzekering voor als hun man kwam te overlijden. In de hoek van de kamer was een kleine toog met wat glazen erachter.

Onder andere in Kwadendamme was er zo één. Aan de buitenkant zag je niets bijzonders, behalve het bordje verlof, maar het leek een gewoon woonhuis. De uitbaatster was een vrouw in streekdracht, die je in de winter steevast begroette met: ‘Wat is het koud vandaag, hè? Wil je een kommetje koffie?’. Dat was dan van het huis, de echte bestelling kon je pas later plaatsen. Veel vaste klanten kwamen in dergelijke lokaliteiten steevast via de achterdeur binnen. Als je door de voordeur kwam, was je een vreemdeling.

Café 't Klompekot in Borssele. Foto uit 2006. (Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, foto M. Meijer-van der Linde)

Café ’t Klompekot in Borssele, foto uit 2006 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto M. Meijer-van der Linde).

Verdwenen

Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er geen kleine huiskamercafés meer bij en in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw verdwenen de meeste. ’t Klompekot in Borssele is een echt wegcafé, een van de weinige die nog bestaan. Nog steeds zie je meer cafés in katholieke dorpen dan in protestantse dorpen. In Zeeuws-Vlaanderen waren veel kleine kroegen.

Vergunning

Aan de grens met België stonden de meeste cafés aan de Belgische kant. Daar kon je makkelijker een vergunning krijgen. Toch stond er altijd ook een cafeetje aan de Nederlandse kant, want daar schonk men jenever en dat mocht in België weer niet. In Emmadorp stonden maar liefst vier cafés bij elkaar.