Bruinisser stelberg

Langs het noordwesten van Sint-Philipsland liggen de schorren en slikken van Rumoirt. Ze zijn vanaf de dijk goed te zien. Daar ligt de Bruinisser Stelberg, een zogenoemde hollestelle. Deze stamt uit de zestiende eeuw en getuigt van de historie van dit gebied. Aan het einde van de zestiende eeuw waren het vooral de ‘stellenaars’, schaapherders, die zich in dit gebied een bestaan tussen eb en vloed verwierven. Tijdens hoogwater bood de stelberg de herder en zijn schapen een veilig heenkomen. Zij trokken vooral vanuit Schouwen-Duiveland bij laagwater door het ondiepe Zijpe. In die tijd was nog veel minder van de zandplaten, schorren en kreken in de delta ingepolderd. Dit gebied behoorde eerst aan Bruinisse toe, tot het in 1867 officieel aan Sint-Philipsland werd toegevoegd.

Stellenaars bouwden de hollestelle op een hooggelegen deel van het schor. De heuvel lijkt van bovenaf op een aarden ringwal rond een laagte. De binnenzijde is bekleed met een dikke, waterdichte kleilaag. Het diende om zoet regenwater voor de schapen vast te houden. Bij opkomend water nam de herder de kortste route door het schor, via in de kreken aangelegde schapendammetjes. Een aantal schapendammetjes is nog zichtbaar. Door aanslibbing werd het gebied geleidelijk hoger. De stellenaars huisvestten zich rond de stelberg in eenvoudige onderkomens. Er zijn vondsten bekend van pijpenkoppen en huisraad, afkomstig uit die tijd.

De Bruinisser Stelberg is de enige, historische, buitendijkse hollestelle van Zeeland. In het verleden lagen er daar nog twee: de Zijpense en Fliplandse stelberg. Deze zijn allang verdwenen. De laatste dijkverzwaring in 2009 spaarde de stelberg, al ligt de hollestelle nu wel wat ingekapseld tussen de schorrand en de dijk.

De stelberg en de dijken bieden nestgelegenheid aan wilde bijen. De schorzijdebij zoekt geschikte plekken voor nesten in de hogere, zandige delen van het schor. In de overgang naar de dijkvoet staat Engels gras. Lange tijd was het schor een geschikte groeiplaats voor fijn goudscherm. Het plantje leefde in de zone waar wat van het zoute Oosterscheldewater neerspatte. Het zaad verspreidde zich via de schapen over het schor. Door oeveraanpassingen en verandering in het milieu verdween deze zeldzame soort.

Tijdens nattelaarzentochten struinen schoolkinderen rond deze tot de verbeelding sprekende plek. Ze jutten een aangespoelde schoen, een nieuwe stootwil* en meer … Het verleden en het heden reiken elkaar hier de hand.

* = ‘scheepsstootkussen’