Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
De edelman en ridder Mher Joos van Ghistele (1446-1516), die ook wel ‘De Grote Reiziger uit Zuiddorpe’ wordt genoemd, behoorde tot de oudste en invloedrijkste adellijke families van Vlaanderen. Hij was heer van Maelstede, Moere, Axel en Hulst en erfschout van de Vier Ambachten. Als zodanig was hij in het bezit van het patronaat in Hontenisse, Ossenisse, Beoostenblij, Zaamslag en Zuiddorpe. Tussen 1481 en 1485 heeft hij een indrukwekkende reis gemaakt naar het Heilige Land en de Arabische Wereld, waarvan hij een dagboek heeft bijgehouden. Na zijn dood, in 1516, is hiervan een boek verschenen “Tvoyage van Mher Joos van Ghistele” dat is geschreven door een zekere priester Ambrosius Zeebout.
Biografie
Mher Joos van Ghistele geboren (1446) in Gent als enige zoon van Gerard van Ghistele, heer van Axel en Moere, en van Isabelle de Wilde, vrouw van Maelstede, Renesse en Cruyninghen. Zijn vader was eerst voorschepen en later grootbaljuw van deze stad in dienst van het Bourgondisch Hof. Toen hij voor zijn heren een zoutbelasting moest verhogen, brak er oproer uit en werd Gerard buiten de poorten gezet en voor zijn leven verbannen. Hij vluchtte met zijn vrouw en zoontje naar zijn kasteel ‘Hof van den Moere’ in Zuiddorpe dat bij de Bontekoe heeft gelegen. Ruim een jaar later waren de oproerige Gentenaars deze Gerard nog steeds niet vergeten en brachten ze hem, met een ploeg raddraaiers, een bezoek om een deel van zijn bezittingen te plunderen en zelfs zijn kasteel in brand te steken. Gelukkig voor Gerard liet het Bourgondisch Hof hem niet in de steek en zo werd zijn zoon Joos, na zijn overlijden eind 1559, op jeugdige leeftijd toegevoegd aan het gevolg van Karel de Stoute.
In dienst van het Bourgondisch Hof
Tijdens een veldslag in Brustem (B) in 1467 was Karel de Stoute zo onder de indruk van het optreden van deze inmiddels 21-jarige jongeman, dat hij hem daar tot het ridderschap heeft geslagen. Nadat zijn patroon in 1477 was gesneuveld, tijdens een slag bij Nancy, keerde Mher Joos terug naar Gent waar hij, op voordracht van het Bourgondisch Hof, werd gekozen als voorschepen van de schepenbank. Hij kwam daarmee in de stoel van zijn vader te zitten. Hij besefte toen maar al te goed in welke positie hij terechtgekomen was, mede door het feit dat de ‘enclave’ Gent nog steeds onder zware druk stond van de overheersende Bourgondiërs. Maar hij verzaakte geen moment en bleef, voor de buitenwereld althans, de rechtvaardige en vooral vrome edelman en ridder Mher Joos. Na twee ambtsperiodes vond hij dat het verstandig zou zijn om de roerige stad een tijdje te verlaten om uit ‘pure devotie’, zo schreef hij in zijn dagboek, op pelgrimsreis te gaan.
Vertrek van het Bisdomplein in Gent
Op 15 november 1481 vertrok hij in de vroege morgen van het Bisdomplein in Gent samen met zijn goede vriend de kapelaan Jan van Quisthout uit de Pauluspolder en een knecht, op reis naar het Heilige Land. De rijtuigjes zaten boordevol met onder andere matrassen, lakens, kussens, kaarsen, confectie maar ook eieren, melk, biscuit, wijn, zoetwaren, groenten enzovoort, zelfs levende kippen, eenden, duiven en konijnen namen ze mee op reis. Ook financieel had hij goede regelingen getroffen en kon hij, met een soort credit- of wisselbrief, op de handelsroutes rond de Middellandse Zee over contanten beschikken. Kort na hun vertrek, vermoedelijk net voorbij Brussel, raakte Mher Joos gewond aan zijn been, wat voor heel wat oponthoud moet hebben gezorgd, schrijft Ambrosius Zeebout in zijn boek. Op de tijdlijn is te zien dat ze op 22 oktober 1482 nog niet ver zijn gevorderd. In een oude stadsrekening van Hulst uit die tijd, staat een heel bijzondere aantekening.
Stadsrekening
In deze stadsrekening staat vermeld, dat ze op 22 oktober 1482 bezoek kregen van een schildknaap Joosken van Ghistele en Jan van Quisthout die, zo staat er letterlijk: ‘naar Venetiën trokken om mede over te trekken naar het Heilige Land met Ruddere Mher Joos van Ghistele en die in Hulst oorlof (afscheid) kwamen nemen en er grote sier maakten met hueren ghesel-scape’. Nu weten we dat Jan van Quisthout samen met Mher Joos is vertrokken uit Gent. Dan is dus de vraag waar is Mher Joos en wie is Joosken van Ghistele? In de DBNL staat dat Mher Joos een relatie heeft gehad met een Lysbette in Brussel en dat ze een zoon hadden die Joosken werd genoemd. Het zou dan ook zomaar kunnen dat hij bij zijn Lysbette en hun zoon in Brussel is hersteld van het langdurig ongemak aan zijn been. Uiteindelijk vertrekken Mher Joos, Jan van Quisthout en naar men mag aannemen samen met een schildknaap die Joosken wordt genoemd, een jaar later dan gepland, richting Keulen.
Het centrum van Pape Jansland gesitueerd in Ethiopië
Toen ze in Keulen waren aangekomen kreeg de reis een bijzondere wending. In het archief van het bisdom kreeg Mher Joos een brief uit 1165 in handen die was geschreven door een christelijke vorst ‘Pape Jan’ aan de keizer van Constantinopel Manuel de Eerste. Daarin staat onder andere beschreven dat de Vorst in een onmetelijk Rijk woont dat ver voorbij de Arabische Wereld was gesitueerd (Ethiopië). Hij was zo onder de indruk van het verhaal dat hij besloot ook dat land te gaan bezoeken. Nadat in Keulen ook nog drie andere edelen uit Vlaanderen zich hadden aangesloten, vertrok het gezelschap via het Duitse Rijk naar Rome. Na een kort bezoek aan het Vaticaan, waar hij geloofsbrieven (een soort christelijk paspoort) mee kreeg die nodig waren om Jeruzalem te kunnen bezoeken, reisden ze verder naar Venetië en van daar per schip over de Middellandse Zee naar hun doel het ‘Heilige Land’ en het ‘Pape Jansland’.
Van Venetië naar Jeruzalem en op zoek naar Pape Jan
Ze voeren langs de oostkust van de Adriatische Zee naar Tripoli (Libanon) en vandaar richting Tel Aviv. Toen ze daar aankwamen, huurden ze een gids en trokken ze naar Jeruzalem, waar ze op 30 april 1483 arriveerden. Nadat men vele heilige plaatsen in de stad had bezocht, vertrokken zijn medereizigers, de edelen die zich in Keulen hadden aangesloten, na 3 weken weer naar huis, maar Mher Joos besloot met zijn kapelaan in Jeruzalem te blijven om de streek te bezoeken. Daarna maakte hij plannen om via de Sinaï-woestijn naar Caïro te reizen en daarna op zoek te gaan naar het land van Pape Jan. In Caïro ontmoetten ze de Sultan Al-Ashraf Sayf, die in een paleis woonde zo groot als de stad Dendermonde, schreef hij in zijn dagboek. Na een lange reis over de Rode Zee kwamen ze in Aden (Jemen), waar ze gevangen werden genomen. Ondanks dat ze zich vrij hadden gekocht, met honderd gouden dukaten, mochten ze niet verder reizen en moesten ze terug naar Alexandrië.
Tweede zoektocht naar Pape Jan
Van daar reisden ze eerst naar Damascus en daarna naar Aleppo. In deze inmiddels wel bekende historische stad, trof Mher Joos voorbereidingen om voor de tweede maal op zoek te gaan naar het rijk van Pape Jan, maar nu door Perzië. Hij kocht ‘muildieren en kamelen’, een flinke hoeveelheid proviand, huurde een tolk en enkele knechten en vertrok in gezelschap van een grote handelskaravaan verder door Syrië en Turkije naar Tabriz (Iran) om van daar via een vaarroute van meer dan 5000 km door de Perzische Golf en de zuidkust van Saudi Arabië en Jemen richting Ethiopië te zeilen. Dan ben je uit het goede hout gesneden, nietwaar!!! Toen ze na een zware tocht door het oude Mesopotamië in Tabriz aankwamen, werd hun aangeraden niet verder te reizen omdat op hun route een besmettelijke ziekte was uitgebroken. Zeer vermoeid en teleurgesteld reisden ze terug naar Aleppo. Ze besloten daar hun zoektocht te beëindigen en keerden terug naar huis.
Vele tegenslagen op zijn reis
Dat de reis niet vlekkeloos is verlopen blijkt wel uit de volgende aantekeningen: 1. Een zware storm in de Adriatische Zee. 2. Een moordende roofoverval op de weg van Gaza naar Cairo. 3. Zijn arrestatie in Aden (nu in Jemen) op zijn zoektocht naar het land van Pape Jan. 4. Een hevige storm tussen Alexandrië en de Syrische kust, waardoor de zeelui alle moed opgaven en zich aan God wilden overgeven (foto). 5. Een nachtelijke belegering in een logies in Beiroet door roofzuchtige Arabieren. 6. De zeer zware tocht door Mesopotamië naar Tabriz in Iran, waarvan men dacht dat hij dit niet zou redden. 7. Een moorddadig zeegevecht aan de zuidwestkust van Turkije dat hij ternauwernood heeft overleefd. 8. Hevig noodweer tijdens zijn overtocht van Malta naar Tripoli (Libië). 9. Een zware storm in de Tyrreense Zee die het schip de haven van Genua binnen joeg.
Langs de Barbarijse kust terug naar Venetië
Toen ze op de terugreis in de haven van Korfoe (Griekenland) afmeerden naast een schip dat de volgende dag naar Tripoli in Libië vertrok, stapten ze daarop over en maakten ze van deze gelegenheid gebruik om ook nog het Noorden van Afrika te bezoeken. Na alle tegenslagen op de reis kreeg hij er ook nog één te verwerken in Venetië. Daar ontdekte hij dat zijn reiskist met kostbare souvenirs, gouden sieraden, Perzische wandtapijten en nog veel meer kostbaarheden was opengebroken en geplunderd. Onderweg had hij regelmatig souvenirs verzameld die hij dan met een handelskaravaan mee gaf naar Beiroet. Met kapitein Mathieu de la Torre, van de heenreis uit Venetië, had hij afgesproken dat hij er dan voor zou zorgen dat die goederen uit Beiroet veilig in Venetië zou worden afgeleverd. Tegen Mathieu heeft hij nog een proces aangespannen, maar omdat het allemaal zo lang duurde, besloot hij uiteindelijk om toch maar terug te keren naar Vlaanderen.
Zijn laatste reis naar Zuiddorpe
Na zijn terugkeer op 24 juni 1485 werd hij in 1486 opnieuw gekozen als voorschepen in Gent en in 1492 en 1494 ook nog als grootbaljuw van de stad. In de winter van 1495-1496 trok hij zich, na een indrukwekkend leven en ook nog geschiedenis te hebben geschreven, terug op zijn kasteeltje in Zuiddorpe. Het Bourgondisch Hof moet wel heel tevreden over hem zijn geweest, want hij werd voor zijn verdiensten en vertrouwen, voor het leven aangesteld als raads- en kamerheer. Eerst werd hij dat van Maximiliaan van Oostenrijk en later ook nog voor Philips de Schone.
Zijn aller-allerlaatste reis
Algemeen wordt aangenomen dat hij op zondag 21 september 1516 is overleden op zijn kasteel en dat hij de woensdag daarop, voor een plechtige uitvaartdienst, is overgebracht naar de parochiekerk (St. Pieter) in Axel. Kapelaan en organist Jacob de Hont uit Axel was ooggetuige van deze plechtigheid en schreef toen in zijn dagboek: “Het lichaam werd van Zuiddorpe over de Gentsevaart naar Axel gebracht. Op het schip was de lijkbaar omgeven door een erewacht van 24 man, in rouwgewaad en dragende brandende toortsen. Bij de stadsboom werd het schip opgewacht door veel hooggeplaatste gasten”. Het zal ongetwijfeld een zeer drukke en bijzondere uitvaartdienst zijn geweest. Of er ook afgezanten van het Bourgondisch Hof bij de plechtigheid aanwezig zijn geweest, is niet bekend.
De verbondenheid
Het wapen van de familie van Ghistele komt al voor in de 12de eeuw toen een zekere Ghistelbert bij Oosteinde (B) een nederzetting bouwde dat ‘Gistel’ werd genoemd. De keper/chevron in het wapen symboliseert ‘Steun en Kracht’ en de hermelijnen staartjes, die later in de keper/chevron zijn toegevoegd, verwijzen naar een zeer hoge ‘Adellijke Status’. In het wapen van Zuiddorpe staan drie boekweitplantjes. Algemeen wordt aangenomen dat Mher Joos op zijn terugreis, nabij de Bosporus, enkele van deze zaadjes heeft verstopt in zijn dagboek of in zijn holle pelgrimsstaf, omdat uitvoer toen streng verboden was. Hij heeft deze zaadjes laten telen rond zijn kasteel in Zuiddorpe om er brood voor de armen van te laten maken. Het telen van zaadjes zal ongetwijfeld ook nog wel ter discussie hebben gestaan met de geestelijken uit die tijd, mede omdat het uit heidense landen kwam. Maar Mher Joos zou Mher Joos niet zijn om er alles aan te doen om zijn doel te bereiken, nietwaar!!!
Mher Joos, na ruim 500 jaar, chapeau!!!
Axel 27 mei 2018, Dingeman de Koning Azn.
Geïnspireerd door Sankie Koster en Bernard Willems.
Bronnen
Ambrosius Zeebout / R.J.G.A.A. Gaspar, ‘Tvoyage van Mher Joos van Ghistele’.
Mr. P. Dieleman Middelburg, ‘De Groote Reiziger uit Zuiddorpe’.
Stadsarchief Axel, Hulst en Gent.
Rijksarchief Brussel.
DBNL.