Broedmachine

door Katie Heyning

In de Nederlandse bio-industrie worden jonge kuikens 38 dagen nadat ze uit het ei komen, geslacht en tot voedsel verwerkt. In een moderne kippenstal rollen om de week 70.000 broedeieren op de lopende band, in de broedfabriek kruipen elke week 1.700.000 kuikens uit hun ei. Dankzij uitgekiende foktechnieken kunnen wij tegenwoordig op elk moment malse kip eten.

Hoewel velen met nostalgie terugdenken aan rondscharrelende kippen op een boerenerf, gebiedt de waarheid te vermelden dat al ruim drieduizend jaar geleden door de Egyptenaren met grote broedovens werd gewerkt waarin duizenden eieren tegelijk konden worden uitgebroed. Deze kennis ging echter verloren en het duurde tot halverwege de achttiende eeuw voordat de Franse natuurkundige Anthoine de Réaumur pogingen ondernam een efficient werkende broedmachine te bouwen. De resultaten van zijn met broeiende mest verwarmde machine vielen tegen, maar stimuleerden anderen zich in deze zaak te verdiepen.

 

Broedmachine, circa 1925, voormalig Streeklandbouwmuseum Agrimuda, Sint Anna ter Muiden (foto Ivo Wennekes). Afmetingen: 96 x 96 x 143 cm. Materiaal: grenenhout, multiplex, messing, ijzer, glas. Herkomst: onbekend. Restauratie: Riaan Rijken, Koudekerke.

Broedmachine, circa 1925, voormalig Streeklandbouwmuseum Agrimuda, Sint Anna ter Muiden (foto Ivo Wennekes). Afmetingen: 96 x 96 x 143 cm. Materiaal: grenenhout, multiplex, messing, ijzer, glas. Herkomst: onbekend. Restauratie: Riaan Rijken, Koudekerke.

Op de Wereldtentoonstelling van 1851 werd een nieuw type geïntroduceerd waarbij eieren met behulp van warm water verwarmd werden. Hoewel deze vinding van de Engelsman Cantello technisch nog lang niet volmaakt was, bleek de belangstelling groot. In Nederland wordt al in 1854 melding gemaakt van een kunstmatige broederij in Arnhem waar deze methode werd toegepast. Een gestage stroom van min of meer succesvolle uitvindingen volgde in de tweede helft van de negentiende eeuw. De capaciteit van al deze broedmachines, waarin water of lucht die verwarmd was met behulp van gas, petroleum of  gloeiende houtskolen voor de juiste condities moest zorgen, lag tussen de 40 en de 100 eieren. De landbouwcrisis aan het einde van de negentiende eeuw, die veel kleine boerenbedrijven er toe bracht zich als bijverdienste toe te leggen op de pluimveehouderij, droeg sterk bij tot de vraag naar broedmachines en stimuleerde nieuwe vindingen.

Niet iedereen was echter even enthousiast. Kuikens uit een broedmachine zouden zwakker zijn en minder voorttelen, weersomstandigheden – vooral in gure winters – maakten het lastig de temperatuur in de machine constant te houden en bleken van grote invloed op de broedresultaten. Ook het handhaven van de juiste vochtigheidsgraad – 50 à 60 procent in de eerste dagen, zo hoog mogelijk na de achttiende dag – bleek met bakjes water of natte dweilen lastig. Uiteindelijk overwon de techniek. In 1933 bedroeg de totale broedcapaciteit in Nederland vijftien miljoen eieren.

Detail broedmachine met het beeldmerk van firma The Detroit uit het Belgische Sint Andries.

Detail broedmachine met het beeldmerk van firma The Detroit uit het Belgische Sint Andries.

De broedmachine uit Sint Anna ter Muiden is een ‘Detroit Incubator’, een vlakbroedmachine die in het tweede kwart van de twintigste eeuw gemaakt werd door de firma The Detroit uit het Belgische Sint Andries. Het bedrijf, dat in 1920 werd opgericht en zijn naam ontleende aan het patent voor dit type petroleumbroedmachine, is nog steeds op dit terrein actief. De broedmachine bestaat uit een vlakke, vierkante houten kist met aan de buitenzijde een op petroleum gestookte thermo-siphon die zorgt voor de toevoer van warm water. De temperatuur wordt geregeld met behulp van de grote thermometer die boven in de kist steekt. Om de vochtigheidsgraad op peil te houden, zijn op verschillende plaatsen afsluitbare ontluchtingsgaten aangebracht. In de kist is op twee niveaus ruimte voor eierkamers. In de onderste la ligt een grote uitschuifbare bak met een bodem van ijzergaas waarop ongeveer tweehonderd eieren kunnen worden uitgebroed. De twee bakken in het bovenste gedeelte achter de raampjes zijn bedoeld voor de eieren die op het punt staan uit te komen. Ter bescherming van de jonge kuikentjes is aan de bovenzijde een laag stof aangebracht als surrogaat voor de zachte veren van de moederkloek.

Literatuur

Katie Heyning, Zeeuws Behout: Behoud van houten voorwerpen in Zeeuwse musea, Steunfonds voor de Zeeuwse Musea, Middelburg 2007.

De broedmachine van voormalig Streeklandbouwmuseum Agrimuda in Sint Anna ter Muiden is vanaf eind juni 2016 in beheer van het nieuwe Landbouwmuseum in Schoondijke.