Bioloog bij Rijkswaterstaat

door Francisca Priem, 2018

Eric Marteijn (1958) is projectdirecteur van de Nieuwe Sluis Terneuzen en werkt al 34 jaar bij Rijkswaterstaat. Hoewel hij overal in Nederland heeft gewerkt, is hij nu weer terug waar hij ooit is begonnen: in Zeeland. Als net afgestudeerde bioloog ging hij in 1984 aan de slag met het onderzoeken van de ecologische effecten van de stormvloedkering in de Oosterschelde. We spraken met hem over die tijd, hoe het is om te werken bij Rijkswaterstaat en waarom het zo gek nog niet is dat hij daar als bioloog terechtkwam.

Eric aan het werk bij de Deltadienst van Rijkswaterstaat, 1984-1988 (foto collectie Eric Marteijn).

Eric aan het werk bij de Deltadienst van Rijkswaterstaat, 1984-1988 (foto collectie Eric Marteijn).

‘Er is maar één project, en dat is dit project’, stelt Eric, ‘maar dat moet je ook vinden als projectdirecteur.’ Hij gaat vol voor het project waar hij sinds 2013 aan bezig is. De Nieuwe Sluis gaat zorgen voor een betere doorstroming van het vaarverkeer tussen de havens van Terneuzen en Gent, die met de sluis beter bereikbaar worden. De Nieuwe Sluis kan zich straks, als hij klaar is in 2022, gaan meten met de grootste sluizen ter wereld. Niet alleen qua afmetingen is het een megaklus: de sluis wordt ook gebouwd binnen het complex van sluizen dat nu al bij Terneuzen ligt, en dat met zo weinig mogelijk hinder voor iedereen.

Daarnaast is alles aan het project Vlaams-Nederlands: van de financiering tot de aannemerscombinatie die de bouw gaat realiseren. Dat er meer verschillen zijn tussen Nederlanders en Vlamingen dan je op het eerste gezicht zou denken, merkt Eric elke dag. ‘Je spreekt dezelfde taal, en dat is levensgevaarlijk. Voor je het weet heb je de grootste misverstanden,’ zegt hij. ‘Je wilt uit die Vlaams-Nederlandse tegenstellingen komen, je wilt naar what’s best for project. Je wilt naar the best of both worlds, maar als je niet uitkijkt zit je in the shit of both worlds.’ Tegelijkertijd is hij zichtbaar vervuld van trots voor zijn team: ‘Het is een fantastisch voorbeeld van een Vlaams-Nederlandse samenwerking die wél kan.’

Aan de slag bij de Deltadienst

Eric vindt het fantastisch dat de sluis in Zeeuws-Vlaanderen, zijn eigen woonomgeving, wordt gebouwd. Voorheen werkte hij lang en vaak op andere plekken.

Tijdens zijn studie biologie woonde hij in Utrecht. Hij studeerde af op watervogels in de Waddenzee.

Toen had hij al veel contacten met Rijkswaterstaat, onder andere met Henk Saeijs, hoofdingenieur-directeur van Zeeland, en daarmee het hoofd van de Deltadienst. Deze dienst van Rijkswaterstaat was in het leven geroepen voor de uitvoering van het Deltaplan. Er werkten mensen met verschillende achtergronden. Saeijs was zelf opgeleid tot bioloog, en Erics grote voorbeeld. ‘Het was een dienst avant la lettre, met de techniek, maar ook het feit dat ecologen en morfologen en ingenieurs in één team werkten. Een multidisciplinair team, dat was toen nieuw. En daar wou ik gewoon bij zijn.’

Al tijdens zijn studie kreeg Eric een aanbod om bij Rijkswaterstaat aan de slag te gaan. Dat aanbod pakte hij aan. ‘Ik weet nog heel goed dat dat rond kwam. Mijn vader kon me toen niet ophalen van de boot die van Vlissingen naar Breskens ging. Toen moest ik liften en het laatste stuk naar huis lopen, en toen liep ik gewoon te fluiten en te zingen.’

Eric bij het uitvoeren van watervogeltellingen (foto collectie Eric Marteijn).

Eric bij het uitvoeren van watervogeltellingen (foto collectie Eric Marteijn).

Hij begon als ornitholoog bij Rijkswaterstaat. Dat was een droom die uitkwam. Hij maakte het tot manager, volgens hem doordat hij altijd een te grote mond had en dingen wilde regelen. En eigenlijk begon dat al tijdens zijn eerste baan, want voor hij het wist stond hij tijdens een grote meeting op 7 oktober 1986 (zijn verjaardag) in de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg te spreken. Bij de meeting waren een paar honderd man aanwezig, vanuit onder andere Provincie Zeeland, gemeenten, Rijkswaterstaat en de natuurbescherming. De meeting werd voorgezeten door gedeputeerde Greet de Vries-Hommes en ging over de mogelijkheid om de nieuwe Oosterscheldekering voor 7 tot 10 dagen af te sluiten. Inmiddels was men namelijk bezig aan het afmaken van de Philipsdam en daarvoor zou het laatste sluitgat bij het Volkerak dichtgemaakt worden. Sterke stroming zou dit werk moeilijker maken, en een tijdelijke afsluiting van de Oosterscheldekering zou die stroming terugbrengen.

Maar voor de natuur zou dit rampzalig zijn, vonden de bij Rijkswaterstaat werkzame ecologen en biologen. Samen met hen maakte Eric denkmodellen om de mogelijke vogelsterfte in kaart te brengen, waaruit volgde dat de Oosterscheldekering niet langer dan 4 dagen zou kunnen worden afgesloten om massale sterfte te voorkomen. Van Jan Leentvaar, die toen het hoofd was van de Deltadienst, mocht hij dat zelf gaan vertellen aan de ingenieurs die met het plan voor de afsluiting waren gekomen, want die hield er wel van als je niet bang voor hen was. Eric kende ook Thijs Kramer van de Zeeuwse Milieufederatie, die een vriend van hem was, en Greet de Vries-Hommes. Met hen zat hij regelmatig op de veerboot tussen Vlissingen en Breskens, en zo ook de ochtend van de meeting in de bibliotheek in Middelburg. Eigenlijk waren het zijn opponenten in dit verhaal, maar, en dat vindt Eric ook wel ‘Zeeuws-Vlaams’: ze zouden er samen wel uit gaan komen. Zo geschiedde, want tijdens de bijeenkomst lukte het hem om een vlammend betoog te houden en de ingenieurs van repliek te dienen. Een belangrijk moment voor Eric, die toen 28 was, en de Deltadienst. ‘We hadden een integraal verhaal en we waren het eens.’

In de Oosterscheldewerken zat toen de grote klus erop, en veel van de medewerkers vonden elders werk. ‘Toen werd ik gebeld uit Lelystad [door Dienst Binnenwateren van Rijkswaterstaat, red.]. Die hadden al lang gezien dat de Rijn heel slecht ging en die hadden een plan liggen om de Rijn weer gezond te maken qua waterkwaliteit. Dat werd toen het Rijnactieplan ’87.’ Hij kon daar direct aan de slag, maar had veel moeite met het nemen van een beslissing. ‘Ze hebben drie keer gebeld, en hij zegt: “Dit is de laatste keer dat we bellen en als je nu geen ja zegt, dan pakken we een ander.” Ik hoefde helemaal niet te solliciteren, ik kon gewoon komen. Ik ben vertrokken naar Lelystad met pijn in het hart, en toen is er wel gevraagd wanneer ik weer terug zou komen. “Ik kom alleen terug als directeur Water”, heb ik toen gezegd, met te veel bravoure.’

Eric bij het ringen van vogels op Kats (foto collectie Eric Marteijn).

Eric bij het ringen van vogels op Kats (foto collectie Eric Marteijn).

Het land in en weer terug

Hoewel hij vanaf toen een hele lange periode niet in Zeeland heeft gewerkt, heeft hij in de tussentijd leuke opdrachten gehad bij Rijkswaterstaat. Zo werkte hij samen met Hongarije in een samenwerkingsproject over rivieren, en werkte hij in Maastricht als Directeur Water. ‘Ja, en dan komt er een moment (en daar ben je zelf nooit bij, dus hou het in de gaten) in je carrière, dan kantelt er iets en dan ineens wordt je grootste kracht ineens een beperking. Ik dacht, dat gaat mij niet overkomen. Ik wist dat er iemand in Rotterdam al heel lang directeur Wegen was, en toen heb ik gezegd: “Zullen wij ruilen?” Dan moet je naar je baas, die vond het ook een goed idee. Binnen een dag was het eigenlijk bekeken, en zo ben ik directeur Wegen geworden in Rotterdam, een heel spannend vak natuurlijk. Maasvlakte, Schiedam, reconstructie van de noordelijke ring van Rotterdam… In plaats van 24 weekenden hebben we daarvoor 14 dagen de hele ring afgesloten. Daar hebben we met 700 man aan gewerkt en drie jaar lang alles daar aan gepland, in overleg met ziekenhuizen en transportbedrijven. Kort maar heftig. Dat hebben we in de zomer gedaan, in de bouwvak. Alle ambtenaren riepen dat de bouwvakkers niet wilden werken in de bouwvak, maar ik zei: “Nederland is op vakantie, er is geen beter moment.”’

‘Inmiddels was ik toen wel 8,5 jaar van huis. Dat begon ik wel te voelen. Dan krijgt het buitenzetten van je eigen vuilnisbak ineens zo’n dimensie… Dus ik wilde in mijn eigen bed slapen. Het maakte me niet uit wat ik moest doen.’ Zo kwam Eric weer terug in Zeeland, en dat hij zijn nieuwste project in zijn eigen leefgebied kan doen doet hem heel veel: ‘Een grote sluis in je eigen woon- en werkgebied. Het is ook weleens heel moeilijk, maar hoe vaak krijg je nou in je eigen gebied de kans om zoiets te doen? Dan haal je weer ergens energie vandaan die er anders niet is.’ Dat laatste blijkt heel belangrijk voor hem, ook als hij stress heeft. ‘Je hebt die drive, maar je moet ook kunnen relativeren. (…) Wat kan nou het ergste zijn dat er gebeurt, dat je je baan kwijtraakt? Ik moet er niet aan denken natuurlijk. Nu word ik 60, dus het wordt tijd dat ik een beetje doorwerk. Ik moet er niet aan denken dat ik niet meer zenuwachtig zou zijn.’

De bouw van de nieuwe sluis in Terneuzen lijkt de uitgelezen plek om dat te voorkomen.