Gilden (1374-1798)

Economische factor en sociale samenhang

Eeuwenlang kende Vlissingen drie soorten gilden. Met betrekking tot de sociale, maatschappelijke en economische ordening waren zij een belangrijke factor in de Vlissingse samenleving.

De eerste groep bestond uit drie schuttersgilden die als een soort krijgsmacht fungeerden. De stadsregering had reeds in 1378 de beschikking over een schuttersgilde van de Handboge met Sint Sebastiaan als schutspatroon. Daarna kwam het gilde van de Eedele Voetbooge met Sint Joris als patroonheilige. Het derde schuttersgilde was van de Bussche of Colveniers met Sint Adrianus als schutspatroon. Op een stadstekening uit circa 1570 zijn de oefenterreinen van deze drie gilden duidelijk aangegeven.

Plattegrond circa 1570 met de oefenterreinen van de drie schuttersgilden (Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 2024).

Plattegrond circa 1570 met de oefenterreinen van de drie schuttersgilden (Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 2024).

Naast de schuttersgilden waren er de zuiver godsdienstige verenigingen die ook onder de naam van gilde kunnen worden gerangschikt. Dit waren vaak sacramentsgilden die de verering van een bepaald sacrament als doel hadden.

Verenigingen van burgers die ongeveer hetzelfde beroep hadden, vormden een derde groep, de ambachtsgilden. Timmerlieden, metselaars, smeden, bakkers, schoenmakers, kleermakers et cetera hadden elk hun eigen gilde. Het Sint Pietersgilde van de vissers behoorde naast het Sint Christoffelgilde van de vrije schippers ongetwijfeld tot de oudere gilden. Al in 1569 hadden zij een langdurig conflict over wie nu precies het kustlicht op de Westpoort diende te onderhouden.

De Westpoort, toegang tot Vlissingen omstreeks 1670 (Zeeuws Archief, fotocollectie Vlissingen nr. 34712, origineel Rijksmuseum Amsterdam).

De Westpoort, toegang tot Vlissingen omstreeks 1670 (Zeeuws Archief, fotocollectie Vlissingen nr. 34712, origineel Rijksmuseum Amsterdam).

Elk gilde had een soort bestuur dat bestond uit een overdeken en één of meerdere dekens. De overdeken was altijd een regent die vanuit de vroedschap functioneerde als een soort toezichthouder. Hij kon deze functie vaak jarenlang behouden. De functie van deken rouleerde onder de vakbroeders. Na één of twee jaar werd op de jaarlijkse bijeenkomst van alle gildebroeders een nieuwe deken gekozen. Die jaarlijkse vergadering, waarbij rekening en verantwoording werd afgelegd, was meestal op de jaardag van de patroonheilige.

Vrijwel ieder gilde had in die vroegere periode een schutspatroon. Zo vergaderde het gilde van de smeden, waarbij ook de nagelmakers, slotenmakers, ketelmakers, kompasmakers en andere aanverwante beroepen waren aangesloten, op 1 december, de jaardag van hun schutspatroon, de Heilige Eligius of Sint Eloy. In een van de kapellen van de Sint-Jacobskerk kwamen de gildebroeders jaarlijks bijeen om gezamenlijk een mis op te dragen. Na de reformatie was het gedaan met de verering van de patroonheilige. Wat wel bleef, waren de jaarlijkse vergaderingen van elk gilde op de jaardag van de schutspatroon.

Vlissingen kende in de loop der eeuwen 32 ambachtsgilden. Met de komst van de Fransen in 1798 werden ze alle afgeschaft, waarna men een patent moest kopen om een bepaald beroep te mogen uitoefenen.

(Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 3383, detail affiche)

Literatuur

Jo de Ridder, De geschiedenis van Vlissingen en haar ambachtsgilden, Vlissingen 2004.