Kunst in Domburg tentoongesteld

Domburg trok aan het begin van de twintigste eeuw belangrijke kunstenaars aan. Ze exposeerden er tien jaar lang in een houten tentoonstellingsgebouwtje. Vooral in de eerste jaren was er werk van de internationale top te zien. In 1994 werd een replica gebouwd, het huidige Marie Tak van Poortvliet Museum.

Eerste tentoonstellingsgebouwtje

De kunstenares Mies Elout-Drabbe organiseerde in 1908 een tweedaagse tentoonstelling. Die diende als voorbeeld voor een jaarlijkse expositie van op Walcheren werkende kunstenaars. Het tentoonstellingsgebouw daarvoor werd aan het begin van het badseizoen 1911 gemaakt. Schuin tegenover het Badpaviljoen werd een houten gebouwtje geplaatst. Het was wit met blauw geschilderd, zonder opsmuk. Bovenin het gebouwtje zaten rondom lichtvensters.

Opening

Op zaterdagmiddag 29 juli 1911 verrichtte Jan Toorop de opening. De tentoonstelling duurde tot 20 augustus en was meteen een succes. Twaalf kunstenaars deden mee: Jan en Charley Toorop, Mies Elout-Drabbe, Jacoba van Heemskerck en Marinus Zwart, vanuit Zoutelande Gerard Bergsma en Ferdinand Hart Nibbrig, vanuit Veere Lucie van Dam en Willem Vaarzon Morel, vanuit Middelburg W.J. Schütz en Jan Heyse en vanuit Amsterdam Piet Mondriaan. Rond de opening logeerde Mondriaan nog in Veere.

Internationale top

In 1912 werd het tentoonstellingsgebouwtje permanent opgebouwd. Dat jaar gingen de deuren open van 28 juli tot 19 augustus. Nieuwe kunstenaars waren J.M. Graadt van Roggen uit Bergen, J.C. Nijland uit Middelburg en Lodewijk Schelfhout uit Parijs.

Catalogus behorend bij de tentoonstelling van 1912, met een tekening van Jan Toorop (ZB, Beeldbank Zeeland).

Catalogus behorend bij de tentoonstelling van 1912, met een tekening van Jan Toorop (ZB, Beeldbank Zeeland).

In de jaren erna werd de tentoonstelling een vast onderdeel van de Domburgse zomer. Vooral de eerste jaren was er de internationale top op het gebied van nieuwe kunststromingen te zien.

Kubistisch schilderwerk van Van Heemskerck en Mondriaan sierde de wanden. De lokale bevolking en de pers wisten er niet altijd goed weg mee. Mondriaan deed na 1912 overigens niet meer aan de tentoonstellingen mee.

In de winter van 1921 op 1922 werd het tentoonstellingsgebouwtje door stormen vernield en daarna afgebroken. Na tien jaar zomertentoonstellingen sluimerde het einde van de Domburgse kunstenaarskolonie.

Deelnemers aan de zomertentoonstelling 1912 voor het tentoonstellingsgebouwtje (ZB, Beeldbank Zeeland). Van links naar rechts: 1. Betsy v.d. Hoorn (geref. pred.) 2. ? 3. Jan Toorop 4. Hart Nibbrig 5. J. Heyse 6. mw. Toorop-Hall 7. freule Heemskerck van Beest (in deuropening) 8. daarachter Elout 9. Charley Toorop (tegen deurpost) 10. Zwart 11. Maria Tak van Poortvliet (met hoed) 12 ? 13. mw. Van Voorthuyzen 14. ? 15. ? 16. G. Bergsma (met papier in hand) 17. J. Drabbe 18. ?

Deelnemers aan de zomertentoonstelling 1912 voor het tentoonstellingsgebouwtje (ZB, Beeldbank Zeeland). Van links naar rechts: 1. Betsy v.d. Hoorn (geref. pred.) 2. ? 3. Jan Toorop 4. Hart Nibbrig 5. J. Heyse 6. mw. Toorop-Hall 7. freule Heemskerck van Beest (in deuropening) 8. daarachter Elout 9. Charley Toorop (tegen deurpost) 10. Zwart 11. Maria Tak van Poortvliet (met hoed) 12 ? 13. mw. Van Voorthuyzen 14. ? 15. ? 16. G. Bergsma (met papier in hand) 17. J. Drabbe 18. ?

Een nieuw museum

In 1994 werd een nieuw tentoonstellingsgebouwtje neergezet, nagenoeg een kopie van het gebouwtje dat in 1921 verloren ging. Wel staat het op een andere locatie, namelijk midden in het dorp. Het museum werd genoemd naar Marie Tak van Poortvliet. Zij heeft veel betekend voor de Domburgse kunstenaarskring.

Marie Tak van Poortvliet (1871-1936) kwam uit een welgestelde familie. Haar vader was liberaal Kamerlid en president-commissaris van de Stoomvaartmaatschappij Zeeland. Haar moeder kwam uit een Rotterdamse redersfamilie. Marie gaf Jacoba van Heemskerck, met wie ze haar hele leven bevriend was, een atelier in haar tuin bij villa Loverendale naast het Badhotel. Van Heemskerck leerde Tak van Poortvliet kennen via haar jongere zusje, met wie zij samen naar de hbs in Den Haag ging. Het familiekapitaal maakte het haar mogelijk kunst te kopen. Bijvoorbeeld Mondriaans ‘Rode boom’ en Kandinskys ‘Gezicht op Moskou’. Later zou deze collectie in Nederlandse musea terechtkomen. Ook verstrekte Tak van Poortvliet studiebeurzen aan jonge kunstenaars. Daarnaast publiceerde ze onder meer in de tijdschriften De Toekomst en Sturm. Ze schreef vooral over moderne schilderkunst, muziek en antroposofie.

Licht, ruimte en zee

De eerste tentoonstelling in het Marie Tak van Poortvliet Museum was meteen imposant. Het nieuwe museum en het Zeeuws Museum pakten in het Mondriaanjaar 1994 uit met een dubbeltentoonstelling over deze schilder.

Het museum wijdde de eerste zomerse tentoonstellingen aan schilders die vooral op Walcheren actief zijn geweest. Dat bleek een moeilijk te verwezenlijken formule voor de langere termijn. En dus werd in het buitenland gekeken naar kunstenaarskolonies in badplaatsen. Ook daar schilderden kunstenaars onder invloed van licht, ruimte en zee. De tentoonstelling in 2001 van de in Odessa werkzame Russische schilder Konstantin Lomykin was een geslaagd voorbeeld. Sinds 1998 is het museum lid van de Europese Vereniging van Kunstenaarskolonies EuroArt. De eerste tentoonstellingen in dat kader vonden plaats in Atlanta (Georgia, USA, 2005) en Dachau (Duitsland, 2005). In 2007 vond in Klaipeda (Litouwen), Ahrenshoop (Denemarken) en Domburg de gezamenlijke tentoonstelling ‘Kleur en zon: kunstenaarskolonies aan zee’ plaats.

Affiche van de tentoonstelling van Konstantin Lomykin in het Marie Tak van Poortvliet Museum in 2001 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Affiche van de tentoonstelling van Konstantin Lomykin in het Marie Tak van Poortvliet Museum in 2001 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Schildersweek Domburg

Ook op andere manieren hoopt men Domburg iets van de status van kunstenaarsdorp terug te geven. Huisarts Willem Spekhorst nam in 2004 het initiatief voor de schildersweek ‘In het licht van Walcheren’. Dertig kunstenaars uit binnen- en buitenland werden uitgenodigd een week lang in Domburg te werken. Schilders zitten achter hun ezel in het duin, bij de molen, in de straatjes of maken portretten. Aan het eind van die week worden de gemaakte werken geëxposeerd. Elk voorjaar wordt het kunstzinnige evenement opnieuw georganiseerd. Na afloop verschijnt een bundel met daarin alle kunstenaars en hun gemaakte werk.

Literatuur

Harry J. Kraaij en Bureau A tot Z (tekst), In het licht van Walcheren: Schildersweek Domburg. Delen 2005-2007, Domburg, Stichting Art & Performance, 2005-2007. 
Ineke Spaander en Paul van der Velde (red.), Reünie op ’t Duin; Mondriaan en tijdgenoten in Zeeland, Zwolle 1994.